Afstudeerwerk: studie over homoseksuele relaties vanuit Romeinen 1
Op 28 januari 2011 ben ik afgestudeerd aan de Theologische Universiteit te Kampen (Broederweg).
Vanaf september 2010 tot en met januari 2011 heb ik mij intensief bezig gehouden met het onderwerp
homoseksualiteit vanuit Romeinen 1.
Motivatie voor dit onderwerp
Pastorale betrokkenheid is een belangrijke reden voor mij geweest om met dit onderwerp bezig te gaan.
Het gaat immers om mensen van vlees en bloed, mede-broeders en zusters in de gemeente van Christus,
die worstelen met hun seksuele geaardheid. En vaak is dat een worsteling met 'God en mensen'. Met God,
omdat zijn Woord homoseksuele relaties in liefde en trouw lijkt te verbieden. Maar wat staat er nu
precies wel en niet? En waarom? Vaak is het ook een worsteling met mensen, mede-broeders en zusters
die niet altijd even begripvol met hun homoseksuele broer of zus in Chistus omgaan. Wat dat betreft heb ik
schrijnende verhalen gehoord.
Wie predikant wil worden, kan niet om deze problematiek heen. Ik wil dat ook niet, maar om in het
pastorale contact zinvol bezig te kunnen zijn, is behalve empathie ook kennis van zaken vereist, alsmede
een eigen overtuiging. Anders past het te zwijgen. En dan nog ...
Daarbij komt dat alleen al binnen het verband van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)
plaatselijke gemeentes in de praktijk heel verschillend omgaan met homoseksuele relaties binnen
de gemeente. Meer algemeen kan dat gezegd worden voor de orthodoxe kerken in Nederland, waarbij
het niet langer zo is dat binnen de orthodoxie dergelijke relaties door iedereen als principieel
onjuist worden afgewezen. Dezelfde tendens is ook wereldwijd te bespeuren. Naar mijn beleving zijn
we als kerken verlegen met deze 'kwestie'.
Ongetwijfeld hangt dit samen met de ontwikkelingen in de samenleving. Sinds een aantal jaar is het
mogelijk voor homo's om voor de wet met elkaar in het huwelijk te treden. Maatschappelijk gezien is
er acceptatie. En dat beinvloedt ook de kerk en haar leden. Als kerk en als voorganger c.q. pastor
in de kerk moet je gewoonweg wel over deze materie hebben nagedacht.
Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag die ik heb proberen te beantwoorden luidde:
Wat zijn de ethische consequenties van Paulus' spreken in Romeinen 1,26b-27a voor homoseksuele relaties in
liefde en trouw vandaag?
In deze scriptie neem ik dus Romeinen 1 als uitgangspunt. De belangrijkste reden hiervoor is dat ik mij
moest beperken: het project mocht niet langer dan een half jaren duren.
Daarom heb ik de meest centrale Bijbeltekst als uitgangspunt gekozen.
Om meerdere redenen is dat Romeinen 1:
- Romeinen 1 is een tekst uit het Nieuwe Testament. Bij deze tekst speelt de vraag daarom niet of
een eventueel gebod wellicht ceremoniëel bedoeld is en daarom nu niet meer van toepassing.
- Van de nieuwtestamentische teksten is Romeinen 1 het meest uitgebreid en meest expliciet.
- Daarom kunnen vanuit Romeinen 1 heel goed verbindingen worden gemaakt met andere Bijbelgedeelten.
Niet alleen met andere teksten die expliciet over homoseksualiteit gaan, maar ook met meer
algemene Bijbelse lijnen. Romeinen 1 biedt hiervoor aanknopingspunten genoeg.
Het onderzoek dat ik heb gedaan, is uitgebreid beschreven in mijn scriptie "In love and faithfulness?".
In grote lijnen heb ik de volgende aanpak gevolgd:
- Wat voor iemand was Paulus eigenlijk? En wie waren de christenen in Rome precies? Zij krijgen
immers op een gegeven moment een brief van Paulus, terwijl hij nog nooit in Rome geweest is. En toch
bevat juist deze brief zeer expliciete taal met betrekking tot homoseksuele praktijken, in tegenstelling
tot Paulus' overige brieven, waarin hij slechts twee keer kort refereert aan prakijken waarvan niet honderd
procent duidelijk is wat hij precies bedoelt. Heeft Paulus misschien de situatie in Rome op het oog?
- Wat waren de homoseksuele praktijken in Paulus' tijd en hoe werd daar tegenaan gekeken? Hiervoor heb ik
bronnenonderzoek gedaan, waaruit een gevariëerd beeld naar voren komt. Hoewel ik dat striktgenomen niet heb
kunnen aantonen, zou het wel heel goed kunnen dat in Rome homoseksuele praktijken manifester naar voren kwamen
dan elders. Uit geschriften uit die tijd blijkt bovendien dat men in het algemeen deze praktijken binnen
bepaalde kaders accepteerden. Uitzondering hierop waren de Stoici, onder wie onder anderen Seneca, die
homoseksualiteit als tegen de natuur beschouwden. Dat laatste zeiden ook de Joodse schrijvers, waarbij
ze een beroep deden op de door God geschapen orde bij de schepping. De door de Stoici en Joden gebruikte
uitdrukking tegen de natuur is precies dezelde als die Paulus in Romeinen 1 gebruikt. De vraag is dus:
welke betekenis, of beter gezegd: welke ethische lading heeft deze term bij Paulus?
- Hierover kan nauwkeurige lezing van Romeinen 1 in combinatie met de voorgaande twee elementen mogelijk
uitsluitsel geven. Een groot deel van de scriptie bestaat daarom uit exegese van de context waarin de twee
verzen in kwestie uit Romeinen 1 staan, alsmede die verzen zelf. Om een lang verhaal kort te maken: dit alles
levert op dat naar mijn mening de interpretatie schending van Gods scheppingsorde van
tegen de natuur veruit de sterkste papieren heeft.
- Daarmee hebben we echter nog niet de vraag naar de betekenis voor vandaag beantwoord. Om ook hier een
lang verhaal maar kort te maken: uiteindelijk concludeer ik dat Paulus spreken in Romeinen 1 voor vandaag
als consequentie heeft dat homoseksuele relaties in liefde en trouw in de gemeente niet kunnen worden
toegelaten. Dat ik dit enigszins voorzichtig zeg, heeft ermee te maken dat ik nog geen vrede gevonden heb
met dit standpunt en wel om de volgende redenen:
- In tegenstelling tot veel andere geboden in de Bijbel, kan ik bij dit gebod het doel of de
bedoeling niet ontdekken. Hoewel dit op zichzelf geen reden is om zaken uit de Bijbel als niet van toepassing
voor vandaag te verklaren, is dit onbevredigend en aanleiding voor verder doordenken van de materie.
- Er zijn meer zaken in de Bijbel, zoals echtscheiding en polygamie, die door God bij de schepping
niet zo bedoeld waren. Toch zien we in de Bijbel dat ze onder bepaalde omstandigheden worden toegestaan
en God er regels voor geeft. Kennelijk rekent Hij na de val in bepaalde gevallen met de 'nieuw ontstane situatie'.
Waarom dan in dit geval niet? Of kunnen we zeggen dat daarvoor in Bijbelse tijden geen aanleiding was, ook
in Paulus' tijd niet, terwijl dit vandaag wél het geval is?
En zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan. Het betreft vooral hermeneutische vragen die zijn overgebleven.
Ik mis naar mijn idee nog de tools om hiermee verder te komen. Daarom beschouw mijn ingenomen standpunt als een
standpunt in alle voorlopigheid.
Meer weten?
Wilt u hier meer van weten? Neem dan contact met mij op,
zie het kopje contact of klik hier.
Het is de bedoeling dat ik mijn scriptie ga uitwerken tot een (Nederlandstalige) publicatie in de
TU bezinningsreeks.