‘Worstelen met heelheid’

Themapreek over het tweede thema van het project discipelschap

Preek n.a.v. Romeinen 7 en 8

 

Preek, deel 1

“En zie het was zeer goed.”[1]

Die woorden [vooral: ‘zeer goed’] stonden centraal in de preek over het eerste thema in ons project.

Ik koppelde daar toen het woord ‘heelheid’ aan.

Alles was zeer goed, het was ‘heel’. Helemaal gaaf. En genot om in die zonde- en pijnvrije schepping te leven. En alle verhoudingen tussen mensen, in het groot en klein, zouden helemaal goed geweest zijn. Alles was daar zoals het moest zijn. Zoals het door God bedoeld was.

Dat duid ik aan met het woord ‘heelheid’.

 

En dat begrip moeten we ook vandaag goed in het oog houden.

Vandaag gaan we er namelijk mee worstelen.

Worstelen: geen positief woord. [je kunt andere woorden gebruiken: strijden bijvoorbeeld; vechten, knokken en er zijn nog wel meer Bijbelse termen; maar goed: al die woorden niet positief]

Maar: heelheid natuurlijk wel. Heelheid is fantastisch. Dat is het paradijs.

 

Dus: ook al gaan we worstelen/knokken/vechten – dat doen we wel met een heel positief iets: de heelheid. Misschien wordt het nog ’t makkelijkst duidelijk als ik zeg hoe we het thema ook hadden kunnen omschrijven: worstelen met de zonde. Of knokken tegen de zonde.

Voel je dat worstelen met heelheid de andere kant van de medaille benoemt?

Dit zit aan de kant van: het beeld van Jezus vertonen. Aan Hem meer en meer gelijkvormig worden.

En dat is toch niet helemaal hetzelfde als alleen maar zo goed mogelijk de deksel op de beerput houden.

 

Voor mij in ieder geval is het denken vanuit de heelheid – of liever: er naartoe denken een eyeopener. Hier in dit woord komen dingen samen die er altijd al waren en die ik tot in preken toe ook gezegd heb, maar nu op – zegmaar – formule komen.

De blikrichting van een christen gaat in de richting van heelheid.

Heelheid straks. Zeker. Maar ook in dit leven.

 

Het woord worstelen zegt het al: dit is op een bepaalde manier geen kat-in-het-bakkie. Je doet het niet even met twee vingers in de neus. Sterker nog: je bent er je leven lang mee bezig.

Maar dan zeg ik eigenlijk al heel veel: je bent er mee bezig. Je wilt gaan worstelen. Je verlangt naar heelheid. Van alles en iedereen – dat zeker ook. Maar allereerst ook in je eigen leven.

 

Een christen [discipel] is iemand die de echo’s van de heelheid niet onderdrukt. Ook weer even min of meer herhaling. Maar hier zijn ze nog even, de vier echo’s.[2]

gerechtigheid: goede verhoudingen

spiritualiteit: dat er iets ‘hogers’ is [en dat heeft vaak te maken met heelheid! ‘In balans zijn’]

relaties: ook weer goede verhoudingen tussen mensen individueel

schoonheid: verwijst ook weer naar iets hoger. Met woorden niet uit te leggen

Allemaal dingen waarbij je zegt: zo zou het altijd moeten zijn.

 

Een christen is iemand die inziet, die voelt dat er iets rammelt – en daar geen vrede mee heeft. Het begin van de worsteling is: je mist de heelheid. Het verlangen daarnaar groeit.

 

En nu komt opeens de wet om de hoek kijken[3]. Vaker gezegd: de wet staat voor veel meer dan de Tien Geboden. Torah = het hele [wets]onderwijs.

Waarom komt die wet, het Bijbelse onderwijs over het praktische leven, om de hoek kijken? Nou, we hebben het gelezen. Twee keer stond daar wat over in Romeinen 7. Vs. 12: de wet is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed.[3.1]

Dus: de wet staat in het kader van … de heelheid.[3.2] In het kader van: zo zou het moeten zijn.

Nog wat scherper geformuleerd: de wet zou eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn. Het zou niet nodig moeten zijn dat God al die voorschriften liet opschrijven. Het spreekt toch vanzelf dat je een ander niet kwetst, in zijn waarde laat, hem of haar gunt en geeft van hem/haar toekomt?

Tuurlijk ga je iemand niet pesten, het leven zuur maken. Want dat is het tegenovergestelde van heelheid voor die ander. Dan maak je die ander stuk. En zoiets doe je toch niet???

 

Weet je wat een van de grondbetekenissen van het Bijbelse woord voor zonde is?

Dat is: je doel missen. Weer in termen van heelheid: zonde is: het is niet heel.

Het zit er naast en soms ver naast.

 

Een christen legt zich hier niet bij neer. Die zegt niet schouderophalend: “Nou ja, gelukkig valt er ook nog wel e.e.a. aan moois te beleven”.

Nee, die wordt hier onrustig van. Die wil dit niet. Die gaat zich er ongemakkelijk bij voelen.

Ik hoop dat je dat herkent, dat je dit wat meevoelt.

Juist als je weet hebt van de heelheid. Juist als je weet dat God met zijn Geest ook in jou persoonlijk aan het werk is. Juist dan word je onrustig. Onrustig omdat je merkt: o, maar wat gaat er nog veel mis in mijn leven. En wat verlang ik naar beter …!

 

* * *

[4=zwart]

Hier wil ik even halt houden. Voor we gaan worstelen moeten het eerst hebben over het rustpunt.

Voor we de onrust gaan binnenhalen, moeten we eerst een pleisterplaats hebben.

Zo’n plek vindt Paulus ook. Na alle onrust in Romeinen 7, waarin hij vertelt over zijn worsteling. Waar hij bepaalde mechanismes beschrijft: ik wel het goede wel doen, maar doe als het puntje bij het paaltje komt toch het verkeerde. Er is iets dat de macht in me overneemt en dan heb ik al weer het verkeerde gedaan. Na dat onrustige stuk, komt hij bij die vraag: wie zal mij, ongelukkig mens [oude vertaling: ellendig mens] redden? En dan komt hij bij het rustpunt: Godzijdank, Jezus Christus!

 

Bij Hem mag je dus eerst je ziel tot rust brengen. Hij is de vaste rots van je behoud. In de onrust van het telkens toch weer – voor je idee – falen, je doel missen, ervan balen, mag je bij Hem rust vinden.

Paulus is in Romeinen 7/8 er heel nuchter over [en elders ook]: wij komen de zonde niet voorbij in dit leven. Die heelheid wordt niet gehaald, hier en nu. Ook niet als je met hulp van de Geest ook overwinningen haalt [gaan we het nog over hebben]. Maar: wij redden het niet. Als het langs de weg van de op zichzelf perfecte wet moet, dan kun je nu al weten: dan kom ik er niet.

En daarom is dit zo belangrijk: vind eerst en telkens weer je rust bij Christus. Bij zijn overwinning. De rust van ‘het is volbracht’. De Geest die je influistert: zeg het maar, Abba, Vader. Pappa.

(Zingen: ‘vaste rots …’ [gezang 170: 1, 2, 3])

Deel 2

[1=zwart; dianummering begint weer bij 1; alles zit wel in één ppt-bestand]

We hebben eerst stil gestaan bij de rust die het uitgangspunt van je worsteling mag zijn. Het volbrachte werk van Jezus. Vanuit die rust kunnen we nu hopelijk ook onszelf onder ogen zien.

 

In het themaboekje worden hierbij de termen zonden, wonden en bonden gebruikt. Het is maar een onderscheiding, maar ik denk wel een nuttige. Kan verhelderend werken. [2]

 

Eerst ‘zonden’.

Je zou kunnen zeggen: hier begint het. Je doet iets wat niet goed is. En dat gebeurt ons allemaal. Iedereen kan – als je even in de spiegel kijkt – het herkennen wat Paulus zegt [7,21]:[3]

Ik ontdek deze wetmatigheid in mij: het kwade dringt zich aan mij op ook al wil ik het goede doen. [Zo gaat het altijd: mensen doen verkeerde dingen, ook als ze het goede willen doen.]

Dit herkennen we. Toch? Je weet vaak heel goed hoe het hoort. Je erkent ook: zoals God het graag wil, zo is het goed. Voor mij. Voor m’n medemens. Gods wet is – zei Paulus – heilig, rechtvaardig en goed. Gericht op die heelheid.

Dat beseffen we heel vaak best wel. En we willen het ook echt zo doen. En tegelijk is er de praktijk waarin het zo vaak mis gaat: je hebt zo gauw toch weer gedaan wat niet goed was. Je hebt de lelijke opmerking er toch uitgeflapt. Je hebt toch een klap uitgedeeld. Je hebt toch met je muis dat aangeklikt waar je bij weg wilde blijven …

 

Eigenlijk is dit nog de meeste gunstige variant. Je weet hoe het hoort en wilt het ook – maar het gaat mis. Soms gaat echter een stuk minder fraai. Dan is ook de wil er niet. We herkennen ook wat Paulus óók zegt in Rom. 7 [die verzen niet gelezen]: de zonde heeft iets aantrekkelijks. Juist het feit dat iets niet mag, maakt dat het ons kan aantrekken om iets wél te doen. [Roze olifantjes]

Zonde en kwaad hebben een opdringerig karakter. En vaak – zeker op de korte termijn – voelt het gewoon lekker. Er lijkt niks mis mee. En we zijn perfect in staat om die gedachte heel lang vol te houden. En goed te praten.

 

Neem nou David. Hij ziet die mooie vrouw, Batseba. En op het moment dat hij haar ziet, wil hij haar. Realiseert hij zich dat dit niet mag? Niet zo in ieder geval? Je zou toch haast denken van wel. En hij heeft kansen genoeg om zich te bedenken. Er zijn in het verhaal heel wat momenten dat hij kan beslissen om te stoppen. Voor het te laat is. Het eerste moment is: ga ik uitzoeken wie die vrouw is? En je kunt je voorstellen: hij denkt – ik mag toch zeker wel weten wie er naast me woont? Een volgende moment: ga ik haar uitnodigen of niet? En je kunt je voorstellen: hij denkt: ik mag toch zeker wel een van mijn onderdanen uitnodigen bij mij thuis? Daar is toch niks mis mee …? Nou, en zo gaat dat verder. Uiteindelijk komt hij helemaal vast te zitten.

 

En zo kom ik bij ‘bonden’.[4]

David kan op een gegeven moment niet meer terug. Tenminste zo ziet hij dat, denk ik. Als hij Batseba toch uitgenodigd heeft en hij ondanks dat hij weet dat ze een getrouwde vrouw is, met haar naar bed gaat en zij dan zwanger wordt – dan ziet hij maar één uitweg meer: zorgen dat haar man Uria om het leven komt. En hij is de koning, dus hij kan daar nog voor zorgen ook. Zelfs zo dat Uria sneuvelt aan het front. Kan gebeuren. Het is immers oorlog? Moord? Welnee!

 

Zonden kunnen dus bonden worden. Je kunt verstrikt raken, zoals David.

Je klikt een keer ergens op en nog een keer. Je komt er niet meer van los.

Een ‘losse’ zonde kan het begin zijn van een verslaving.

 

Ander voorbeeld. Iemand wordt gepest. Iemand uit je klas bijvoorbeeld. Of op je werk. Eerst sta je aan de zijlijn. Je vindt het niet goed, maar durft niks te zeggen. Voor je het weet sta je een stapje dichterbij, al dan niet aangemoedigd door anderen. Je wilt erbij blijven horen, geen risico lopen om zelf gepest te worden en dus zeg je ook wat lelijks of geef je een duw of … En als je dat één keer gedaan hebt, kun je voor je idee niet meer terug. Samen met de andere pesters of treiteraars ben je nu ‘gebonden’. Aan elkaar en aan de gezamenlijke zonde.

 

Dat brengt mij bij ‘wonden’

Ja, want daar waar zonden en bonden zijn, daar zijn ook altijd wonden. Om te beginnen bij de slachtoffers. Uit het verhaal van David en Batseba kun je dat zo 1-2-3 niet afleiden. Ik stel me zo voor dat Batseba innerlijk aardig gewond was …

Misschien legeraanvoerder Joab ook wel. Hij moest immers iemand laten sneuvelen. Uit de Bijbel weten we dat hij sowieso al geen lieverdje was – duwt dit hem verder in de richting van een gewetenloos iemand? Of gaat dit juist aan hem knagen?

En verder is hij ook gebonden: hij mag het tegen niemand zeggen.

 

Iemand die gepest wordt, raakt gewond. Innerlijk. Zoiets vormt iemand – maar dan wel in negatieve zin. Het kan zijn dat iemand voor het leven getekend wordt: met een heel laag zelfbeeld bijvoorbeeld. Altijd onzeker. Schuw. Nachtmerries. Depressiviteit.

 

[eenzaamheid – presentatie tijdens collecte. Eenzaamheid is vaak al een wond. Eén zin uit de presentatie trof mij: de ergste vorm van eenzaamheid is niet dat je alleen bent maar dat je in gezelschap bent van mensen die maken dat je je eenzaam voelt.

Misschien onvermogen. Maar misschien ook desinteresse van die anderen. Gebrek aan liefde. Nog wat scherper: egoïsme. In plaats van een wond te helen, wrijf je er zo zout in.]

 

 

* * *

 

En weet je wat nou zo triest is? Dit alles houdt zichzelf in stand. [vandaar dus die pijlen].

Op deze manier kunnen dingen zelfs generaties lang … ja … doorgegeven worden.

Iemand die gewond is, die verwondt soms anderen weer. Bewust of onbewust.

Slachtoffers worden vaak zelf daders. Van hetzelfde of iets anders.

 

Kinderen die gepest worden gaan soms uit angst dat het weer gebeurt, zelf pesten.

Wie liefde tekort komt of is gekomen, gaat het soms ergens zoeken waar je niet moet wezen.

Of komt onder invloed van of worden ingepalmd door mensen die niet het goede met je voor hebben. En die laten je dan dingen doen die niet goed zijn.

Je neemt je voor om het later, als je zelf kinderen hebt, het heel anders te doen dan je ouders. Maar van de weeromstuit doe je toch precies net zo. Of juist wel heel anders –maar onthoud je daardoor je kinderen van de weeromstuit [onbewust] weer andere dingen.

Als je iets ergs is aangedaan, kun je rondlopen met gevoelens van haat en bitterheid. En die ook uiten. Kom je op zo’n manier in het leven te staan.

Ik zou nog wel een poosje door kunnen gaan. Hier zijn zoveel heel verschillende dingen te noemen …

 

Toen we met een aantal mensen bij elkaar zaten om over het onderwerp van vandaag te praten, toen vroeg ik: denken jullie dat er veel mensen [innerlijk] gewond zijn?

Alle vijf zeiden ze zonder nadenken meteen in koor: o ja, heel veel mensen.

Daar schrok ik wel even van … maar het klopt wel.

 

Wat dit illustreert is dit: die cirkel van zonden, bonden en wonden is wijdverbreid. Geven een enorme verwijdering, vervreemding van het bestaan zoals het bedoeld is.

En die cirkel, dat mechanisme, moet doorbroken worden![5]

 

Denk weer even aan de blikrichting. Een christen heeft de blik gericht op heelheid[5.1]. Op het ‘zeer goed’, zoals God dat heeft bedoeld, en nog steeds voor ogen heeft.

 

Ik ga hier geen maakbaar verhaal neerzetten. De Bijbel leert ons nergens dat we in dit leven dit alles achter ons kunnen laten. Dat wij een ongeschonden bestaan kunnen leiden.

 

Het is dus niet maakbaar. Laat ik dat erbij zeggen. Maar ik wil vanuit de Bijbel wel richting wijzen. Op twee manieren.

 

De eerste heeft te maken met zonden, wonden, bonden die er al zijn. Mechanismes die in stand gehouden worden. Daar is maar één oplossing voor: ze moeten aan het licht komen[5.2]. Zonden moeten beleden worden. De Bijbel is daar duidelijk over. Beleden naar God – en naar elkaar. De weg van herstel tussen mensen loopt via het belijden van zonden, het elkaar bij het kruis vergeven en aanvaarden. Daarom bidden. Ik zeg het nu heel kort – maar dat is de Bijbelse weg, waarvan ik de indruk heb dat we die wel weten, maar die weinig echt bewandeld wordt. Wonden blijven vaak open. Misschien zullen ze nooit helemaal genezen. Littekens zullen blijven bestaan.

Maar haat, bitterheid enzovoort: ze mogen, nee moeten de pas afgesneden worden. En het geloof in het kruis van Jezus en de kracht van zijn Heilige Geest: die bieden daarvoor de mogelijkheid.

Misschien, als je naar de groeigroep gaat, een punt om in ieder geval met elkaar te bespreken en wellicht zelfs wonden te delen.

Ik zeg er nu verder niets over. Laten we naar een lied hierover luisteren.

 

[Opwekking 629 – solo, refrein steeds allemaal]

 

Deel 3

[1=zwart; dianummering begint ook hier weer bij 1]

Vanuit Romeinen 8 krijgen we nog iets aangereikt. Zonet ging het over genezen. Maar iedereen weet: voorkomen is beter dan genezen.[2] Ik zeg er nog maar een keer bij: het is niet maakbaar. Want een christen is de zonde nooit voorbij. Wel: de veroordeling. Rom. 8:1: wie in Jezus Christus is, voor hem/haar geen veroordeling meer. Dat is dat rustpunt: Jezus.

 

Maar goed – een christen is de zonde dus niet voorbij. Dat niet. Maar hij/zij is ook weer niet helemaal machteloos. Sla de bladzijde om van Rom. 7 naar Rom. 8 en je ziet waarom niet: door de Heilige Geest. De Heilige Geest heet niet voor niets: Heilige Geest.[2.1] Hij is de Geest van de heiliging. Ik kan het ook zo zeggen:[3] de Geest van de heelheid. [valt meer over te zeggen, maar zeker ook dit]

 

Kijk maar eens in 8:13. Letterlijk gaat het daar over zondige praktijken doden met hulp van de Geest.[3.1] Jezus draagt niet alleen jouw zonden. Hij doet meer: Hij geeft zijn Geest. Je moet de hulp van die Geest dankbaar aanvaarden: samen met die Geest ga je worstelen, strijden tegen je zonden. Tegen de zonde en vóór heelheid.

En elke praktijk die jij doodt, elke verkeerde gedachte of neiging die jij door de hulp van de Geest uitbant, is er eentje minder die in die soms zo vernietigende maalstroom van zonden, wonden, bonden terecht komt!

 

Dit is niet vrijblijvend. Misschien moeilijk. Misschien niet altijd even veel resultaat. Maar het is niet vrijblijvend. We moeten ons even laten aanspreken door de stelligheid van vers 9: “U leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest.” Tja, is dat zo? Dat denk ik in ieder geval meteen …

Maar let dan even op de ernst van het vervolg: als je je niet laat leiden door de Geest van Christus, dan behoor je Hem niet toe.

Kortom, strijd, worstelen, het hoort echt bij een christenleven.

Strijd om de Geest aan het roer te laten staan.

Strijd om de vrucht van de Geest ook te plukken.[4] Moet je kijken wat een heelheid er in die vrucht zit [Gal. 5:22-23]: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

 

Laten die dingen de blikrichting van je leven mogen vormen! Door zijn genade. Door zijn Geest.

Worstel er maar mee. Dan strijd je de goede strijd. Het is de moeite waard!