De Geest: ook aan mij gegeven!
Preek n.a.v. HC Zondag 20
Ds. Maarten van Loon, augustus 2014
Preek
[1=zwart]
In het antwoord dat de HC hier geeft, was één ding dat mij enorm triggerde.
Vraag: Wat geloof je van de Heilige Geest?
Antwoord, bij het ‘ten tweede’: dat Hij [de Heilige Geest] ook mij gegeven is.
[2]Ook mij gegeven …
Ik word uitgenodigd door de HC om dat in geloof na te zeggen: ja, de Geest is ook aan mij gegeven.
Dat is hier trouwens niet voor het eerst. Het mooie van de HC vind ik dat telkens de verbinding met mijzelf wordt gelegd. Kijk maar:
HC 9: [wat geloof je wanneer je zegt … Schepper van hemel en aarde] antwoord loopt uit op dat de Schepper [almachtig etc.] mijn God en Vader is. Daar heb je het Abba Vader uit Romeinen 8. Ik geloof niet in de Schepper. Ja dat ook, maar Hij is mijn schepper en mijn Vader. Hij is betrokken op mij. Dat is wat ik van deze Schepper God geloof.
En zo ook wat betreft Jezus. HC 13: apart over dat 12 artikelen zeggen ‘Onze Here’ [waarom noemt u Hem onze Here]: Hij heeft ons verlost door zijn bloed en zo ons tot zijn eigendom gemaakt. Wij zijn van Hem en Hij is van ons. Onze Here. [HC 1, inzet vd HC: eigendom van Christus!]
En zo dus ook met de HG. God de Vader is mijn Vader. Jezus is mijn Jezus, mijn Here. En nu dus: de HG is ook aan mij gegeven.
Kortom, de drieënige God is op mij betrokken. Alle drie de Personen. Samen zijn zij God. En harmonieus werken ze dus samen. Gericht op mijn heil.
Thema: de Geest is ook mij gegeven.
Doel: dat we ons dat eigen maken. Durven zeggen. Heel positief: ja, ook mij!
Hoe kan iemand daar nou zo stellig over zijn? Hier in HC 20 is dat zo. Maar bijvoorbeeld ook in Romeinen 8. Vers 9 vooral: ‘U leeft niet zo’ [d.i. tegen Gods bedoelingen, juist niet volgens zijn wet].
Waarom? Nou, zegt Paulus, u laat u leiden door de Geest. De Geest van God woont in u.
Dat is toch heel stellig. Dit wordt niet van één bepaald persoon gezegd. U=jullie. Die gemeente daar in Rome. Laten we er maar even Dalfsen van maken. Laten we eens even doen alsof daar staat: “jullie in Dalfsen, jullie leven niet zo, niet vijandig aan wat God wil. Nee, jullie laten je leiden door de Geest.” Wat voel je nu, als ik het zo zeg? Is dat: ja inderdaad, zonder enige reserve? Of denk je: ‘nou, dat is toch wel al sterk gezegd, zo is het niet helemaal of zelfs lang niet helemaal’.
Ik hoef niet naar anderen te kijken om wat zuinigjes te gaan kijken. Ik leef niet zo. Ik laat me leiden door de Geest. Daar valt wel wat op af te dingen …
Dus: hoe kan Paulus, hoe kan de HC zo stellig zijn? Zo vol geloof zijn dat de HG ook mij gegeven is?
[3]Het geheim zit ‘m in het verbond. De Geest is binnen het verbond beloofd en … gegeven.
Daar wil ik even iets van zeggen. Juist om te voorkomen dat we dat ‘mijn’ weer kwijtraken. Mijn, in de zin van: mijn Vader, mijn Here. Want dat mijn is immers niet vanzelfsprekend. Daar heeft God hemel en aarde voor bewogen. Hij heeft een enorme gang door de geschiedenis gemaakt. Wat betreft het verbond begint die geschiedenis met Abraham. Hij wordt er door God uitgepikt. God zegt tegen hem: ik wil met jou een verbond beginnen, dat [uiteindelijk] heel de mensheid ten goede moet komen. Hij neemt initiatief. Niet Abraham. God begint een verbond. Speciaal met Abraham – omdat die zo goed was, beter dan andere mensen? Dat staat nergens. En dat volk dat uit hem voortkwam – Israël – was dat zo’n geweldig volk, waar God wel van moest houden? Nee, aan alle kanten miskende dat volk Hem, beledigde Hem, diende Hem juist niet. Trapte Hem op de ziel. Maar toch hield God dat verbond vol. Ging Hij door. Liet Hij Jezus komen.
En binnen dat verbond geeft Hij ook de Heilige Geest. Dat moeten we even goed zien. Binnen het verbond dat dus op geen enkele manier vanzelfsprekend is. Waar we als mensen, als gelovigen, op geen enkele manier recht hebben, het kunnen afdwingen, dat er alleen is omdat God nooit laat varen wat zijn hand begonnen is – binnen dat verbond komt nu de Heilige Geest.
Die was ook binnen dat verbond aangekondigd. Als op het Pinksterfeest de Geest wordt uitgestort en Petrus mag aan de verbaasde omstanders uitleggen wat er gebeurt, dan haalt hij een profetie van Joël aan. Een profetie die een belofte is van God aan zijn verbondsvolk: de Geest zal worden uitgestort op iedereen, jong en oud, man en vrouw. Het hele volk.[3.1]
Je vindt het ook terug bij de profeet Jeremia. Die mocht op een keer een nieuwe verbond, een verbondsvernieuwing aankondigen – juist op een moment dat het volk er een potje van maakte:[3.2]
Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. (Jer. 31: 33)
En Paulus maakt in [2 Kor 3:3] duidelijk dat dit [wet in hun binnenste] door de Geest gebeurt.
Dat waren – zegmaar – twee ‘bewijsteksten’. Waar het me om gaat is: de Geest is een gave binnen het verbond. In het NT mogen we zeggen: een gave aan de kerk. Christus heeft zijn Geest aan de kerk geschonken. [3.3]De kerk [of liever: de gemeente – want bedoel natuurlijk niet het gebouw!] is de woonplaats van de Geest [Ef. 2:22 en 1 Kor. 3:16-17].
In die zin mag je dus zeker zeggen: de Geest is hier. En nogmaals: die moeten we dan niet opsluiten in dit gebouw. Of in de eredienst. Wel een belangrijk concentratiemoment [vorige week; op heilige grond, n.a.v. Ps. 15]. Maar het is wel veel breder: de Geest waart rond door de gemeente. Hij is daar aan het werk [werkplaats].
Dus ook binnen het nieuwe verbond is het zo: de Geest wordt binnen het verbond gegeven.
En dat valt prachtig te verbinden met de doop.
Heeft Kristan zonet [nou ja, eigenlijk niet moment van de doop] ook de Heilige Geest gekregen?
Jazeker! Jezus heeft immers opdracht gegeven om te dopen in de naam van de Vader, van de Zoon en … van de Heilige Geest. Dit is wat het doopformulier erover zei:[4]
De doop in de naam van de heilige Geest is een teken en zegel dat hij vast en zeker in ons woont en werkt. Hij verbindt ons aan Christus en doet ons delen in het heil dat Christus voor ons verdiend heeft. De schatten van Christus maakt hij tot ons persoonlijk eigendom: dat we schoongewassen zijn van onze vuilheid en dat ons leven dagelijks wordt vernieuwd, totdat we eens met alle heiligen God zullen loven in de wereld die komt.
Zo klein als je bent, bij de doop klinkt de belofte: ook in jou woont en werkt de HG!
[5=zwart]
Wat bemoedigend – om dat te mogen weten. Om dat te geloven.
Als je kinderen hebt gekregen en die moet opvoeden. [Kristan]
Dat je dan mag weten: ik sta er niet alleen voor! Want in mijn kind is de Heilige Geest aan het werk.
Dat is geen excuus voor een slechte opvoeding: O, de HG zorgt er wel voor. Nee, maar wel troostvol en bemoedigend als je merkt: “oeps,wat laat ik een steken vallen”. “Oeps wat ben ik soms een slecht voorbeeld …” Ja, maar de Geest is er ook nog!
Wat doet die Geest dan, in ons en onze kinderen?[6]
De HC heeft het over weldaden van Christus die de HG ons eigen maakt. [6.1]Het doopsformulier zegt min of meer hetzelfde: “de schatten van Christus maakt hij tot ons persoonlijk eigendom”. Dat wordt daar in twee richtingen uitgewerkt. Die twee wil ik ook bespreken.
Het eerste heeft te maken met de geloofszekerheid.[6.2] De basis. Namelijk: dat je bij God hoort. Romeinen 8 zei dat zo prachtig: je krijgt de Geest zodat je het gaat roepen: Abba, Vader.[6.3] Dat Abba is heel intiem. Jezus gebruikte dat woord ook. Gevoelswaarde: pappa. Daar heb je dat ‘mijn’ weer. Niet God de Vader, maar God mijn Vader. Mijn abba, mijn pappa. Prachtig hoe er dan in vs. 16 op volgt: ‘De Heilige Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn’.[6.4] Dat is één van de belangrijkste werkingen van de Geest: het tegen ons zeggen, in allerlei toonaarden.
Geruststellend bijvoorbeeld. Geloof het nou maar, denk niet dat je er niet bij mag horen.
Maar het kan ook corrigerend. Dat de Geest je toefluistert – misschien hoor je het bijna niet: he, jij, je bent toch ook Gods kind? Maar waarom leef je daar dan niet naar?
Zo’n influistering van de Geest – als ik me niet vergis is dat wat er wel bij mensen gebeurt die van God dreigen af te dwalen, niet meer in de kerk komen, niet goed meer weten wat ze nou wel en niet geloven. [Misschien wel je zoon/dochter; broer/zus; of nog iemand anders die je lief is]. Heel vaak is het zo dat het hen niet loslaat. Dat ze de band met de kerk niet durven doorknippen en ook met God niet. Ik denk dat de God van het verbond – op basis waarvan ook zij gedoopt zijn – hen blijft bewerken met zijn Geest. Het niet opgeeft. Dat ligt helemaal in het verlengde van die drie gelijkenissen in Lucas 15: verloren muntstukje, verloren schaap, verloren zoon. God blijft op je wachten, op je hopen [verloren zoon] en blijft je zoeken [verloren muntje/schaap]. Want: de Heilige Geest is gegeven in de lijn van het verbond [niet alleen daarbinnen aan het werk]. Zoals we al zagen vanuit Jeremia: geen enkele reden voor God om nog zegmaar te investeren in dat volk Israël. Het was zeker niet hun verdienste dat God zei: ik zal een nieuw verbond beginnen. Ik zal met mijn Geest in hun binnenste schrijven. Geen enkele reden. Maar God doet het wel. Zo is Hij. Hij gaat door. Hij zal eeuwig zijn verbond gedenken.
Dat was het eerste: de Heilige Geest werkt geloofzekerheid. Dat je niet alleen weet dat Christus zijn bloed gestort heeft, maar dat je ook kunt en durft zeggen, weet dat je het mag: dat deed Hij ook voor mij. Dat geloof, die rotsvaste zekerheid – die wil de Geest in je werken.
De tweede richting die het doopsformulier wijst – en ik neem aan: ook inbegrepen in wat de HC zegt – is de dagelijkse vernieuwing van ons leven[6.5]. Dat je heilig gaat leven – passend bij je hoge positie als kind van God. God de HG doet iets binnenin je. Dat is het eerste wat je ervan moet zeggen: dat God het doet, door de HG.[6.6] Straks komen we nog bij de keerzijde daarvan. Maar eerst dus: Hij zorgt zelf, door de HG, voor die dagelijkse vernieuwing. Min of meer kwamen we dat ook tegen in Romeinen 8. Vers 9, al aangehaald: “U leeft niet zo”. Zo begint dat vers. Het lijkt alsof jij dat op je conto krijgt bijgeschreven. Maar dan het vervolg: “U laat zich leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u.” Daar is het dus ten diepste aan te danken, aan Gods Geest die Hij binnenin je laat wonen.
Zie je trouwens hoe het leven, het praktische leven van elke dag, hoe je dat leeft, de keuzes die je maakt enzovoort, hier naadloos verbonden zijn aan de geloofsinhoud? De basis is Jezus, zijn lijden en sterven, zijn bloed. Maar dit hele stukje gaat over je gedrag, je levensstijl. En die wordt verbonden met het wel of niet je laten leiden door de Geest van God, of – even verderop in ‘t zelfde vs. 9 – de Geest van Christus.
Ja, logisch. Het is toch één God? Eén Geest?! Het gaat om de hele mens. Om je hele ‘zijn’. Nooit gaat het in de Bijbel over losse overtuigingen die je hebt. Bijvoorbeeld over de verzoening door het bloed van Christus. En dat je dat gelooft en that’s it. Nee, de Geest wil je totaal! .[6.6]Werkt in je verstand, je gevoel, je wil, je ziel. Het verbond omvat het hele leven.
[7=zwart]Ik kom weer bij het verbond. En met reden. Want daar zien we het zo duidelijk. God zette zijn volk apart. Apart van de rest. Dat is wat het woordje heilig betekent: apart gezet. Maar zeker in het OT zie je dat dat heel concreet betekent dat je je ook heilig gaat gedragen. We zagen daar vorige week iets over uit Psalm 15. In het OT klinkt de oproep: wees heilig, want Ik ben heilig.
En die kom je letterlijk geciteerd ook tegen in het NT [bij Petrus]. Maar ook [alleen niet letterlijk] in Romeinen 8. Ik ga nu naar vers 13: als u uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven.
Dit is die andere kant waar ik het net over had. Ten diepste is het de inwoning van Gods Geest. Die doet het. Maar dat betekent nooit dat je als gelovige met je armen over elkaar kunt gaan zitten. Dat je afwacht. Dat je zou kunnen gaan denken: nou, ik zie wel wat er komt.
Nee, hier zien we: je wordt zelf ook aan het werk gezet. Ga de strijd aan: dood je zondige wil [letterlijke: praktijken]. En doe dat door = mbv de Heilige Geest.
Iemand zei het heel treffend, beeldend zo: zoals een hand in een handschoen, zo is de HG in een christen. [8]Die handschoen kan zelf niks. Niet als de hand er niet in zit. Maar als die hand er wel in zit, ja, dan kan die van alles vastgrijpen. In het beeld van vers 13 [uit Rom. 8]: de verkeerde praktijken de nek omdraaien. Dat is de negatieve kant: er moet puin geruimd, met hulp van de Geest. Heel nuchter is Paulus hier. Het lijkt een heel hoogdravend gedeelte – maar de nuchtere werkelijkheid is in ieder geval ook: er moet van alles opgeruimd. Weg ermee! Dat is die dagelijkse vernieuwing waar het doopformulier het over had. Dagelijkse bekering – zo wordt het ook wel genoemd.
De andere kant van deze medaille is juist heel positief! Want uit de hemel komt een dikke straal met hemelse gaven, door de Heilige Geest[9]. Zo staat het in HC 19. Gaat over de hemelvaart. Maar, wordt er dan gezegd, dat bekent niet: Jezus is weg. Want Hij giet vanuit de hemel in ons, zijn leden, de hemelse gaven uit. Gieten. Niet druppelen, maar gieten: vandaar: dikke straal. Daar ligt het dus niet aan.
Wat zit er in die straal? Ik denk o.a. wat er in Gal. 5 als vrucht van de Geest genoemd wordt. Die 9-voudige vrucht[10]: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Allemaal dingen die te maken hebben met – ja met wat? Niet rechtstreeks met je zieleheil. Nee, met het leven van elke dag. En, let er maar eens op, hoe je naar anderen toe bent, doet, reageert. Laten we die vrucht nog maar even aandachtig proeven: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Tenslotte. De vraag is dus niet: heb ik wel de HG? Vraag je zelf veel liever: waar zie ik Hem nog niet?
Sta ik misschien niet helemaal onder die straal? Positiever: waar zou ik graag meer van willen? Waarin willen groeien?
Want: de Geest staat tot je beschikking. Wil je leiden. Laat dat dus toe!
Geloof vast dat Hij ook jou gegeven is – en je kinderen. Doe een beroep op Hem, bid erom – dat je door de Geest geleid mag worden. Dat Hij zichtbaar, tastbaar wordt in je leven. Ga niet bij die straal vandaan[11], maar blijf er midden onderstaan. Daarvoor is Hij jou immers gegeven? Ja, jou. Wonderlijk, onverdiend, maar wel waar: Hij is ook aan mij gegeven.