Goede werken: wel degelijk!

Preek n.a.v. HC Zondag 24 (belicht vanuit Psalm 130)

Ds. Maarten van Loon, november 2014

 

Preek

Vanavond zondag 24 en Psalm 130.

 

Psalm 130 – bepaald niet de meest vrolijke psalm.

Komt vooral door het begin: ‘uit diepten van ellende’.

Van de week dankdag. Dalfsen stroomt over van dankbaarheid.

En nu: ‘uit diepten van ellende’.

 

En dat dus in combinatie met HC zondag 24.

Ook al zo’n zondag met zware taal. Om niet te zeggen zwaarmoedig.

Zeker v+a 62. De laatste zin van dat antwoord, daar word je toch niet zo vrolijk van:

‘zelfs onze beste werken in dit leven zijn allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt’.

 

Je zou er toch bij weglopen. Zo negatief.

Misschien denk je bij jezelf ook wel: ja hoor, daar gaan we weer.

Het oude liedje: ’t was al niks, ’t is niks en het wordt ook nooit wat.

 

Ik hoop te laten zien dat het toch een tikkeltje – wat zeg ik: een flinke tik – anders ligt.

En juist met Psalm 130 kan dat heel mooi!

Een Psalm die eerst helemaal naar de diepte afdaalt: ‘uit de diepte roep ik tot u, Heer.’

En wat roept die persoon? Wat komt er uit het diepst van zijn ziel, waar hij het benauwd heeft, wat de oorzaak daarvan ook is?

 

Hij roept tot de Heer om … genade!

Daar vraagt hij aandacht voor. ‘Heer, hoor mijn stem, wees aandachtig, luister’.

 

Daar vind ik iets heel moois in zitten. In de diepte – dat klinkt natuurlijk niet mooi. Maar… zo kan het wel zijn in je leven – net als bij deze man. Er is nood, er is verdriet, er is wanhoop. Maar het mooie is: deze arme ziel schreeuwt het uit tot God en vraagt om genade!

 

Ik kwam ook een beetje bij deze psalm door Maarten Luther. Twee weken geleden hadden we het uitgebreid over hem – d.w.z. zijn herontdekking van het evangelie van [vrije] genade.

Luther, in zijn jonge jaren, vóór zijn ontdekking, schreeuwde ook uit de diepte tot God. Maar dan omdat hij dacht: ik red het niet. Met al mijn vroomheid, ondanks dat ik mijn stinkende best doe om goed, zuiver, heilig en rein te leven: het is niet goed genoeg voor God. Ik kom onder zijn oordeel.

 

En ik vraag me af: hoe zou Luther Psalm 130 in die tijd hebben gelezen? Zou hij in die tijd ook ‘simpelweg’ God om genade gevraagd, gesmeekt hebben? Ik vermoed van niet, want het is bekend van hem dat hij zich jarenlang afvroeg: ‘hoe krijg ik een genadig God?’

 

Luther was wanhopig – eigenlijk nog wanhopiger dan de dichter van deze psalm. Want deze man vraagt rechtstreeks aan God: Heer, wilt u mij genadig zijn?!

Hij is een hele grote stap verder dan Luther.

 

Want kijk maar even naar het vervolg.

 

Daar staat [vs 3]: Als u de zonden blijft gedenken, Heer, wie houdt dan stand?”

Nou – daar wist Luther het antwoord wel op: niemand! Helemaal niemand.

En ik zei toen al: daar had Luther ook helemaal gelijk in.

 

In antwoord 62 wordt dit voor ons nogal pijnlijk duidelijk. Als God op basis van wat wij in dit leven gedaan hebben, ons zou gaan oordelen – als het daar op aan zou moeten komen, dan blijven we helemaal nergens. Antwoord 62 slaat elke hoop daarop de bodem in en zegt: nee, zelf het beste is nog niet goed genoeg! Niet als je het langs de maatstaf legt van hoe God over dingen oordeelt.

 

Luther dacht: nou, dan kan ik wel inpakken. Maar Psalm 130 zegt: ‘Maar bij u is vergeving’. Deze man roept uit de diepte. Hij roept om genade en hij weet: bij God is genade! Bij Hem is er vergeving te krijgen. Zodat het niet aankomt op het oordeel. Want dan blijf je inderdaad helemaal nergens. Maar gelukkig: het komt niet aan op zijn oordeel. Verderop in de psalm wordt het herhaald: Bij de Heer is genade, bij Hem is bevrijding, altijd weer!

 

En, zoals we twee weken geleden zagen – dat was precies wat Luther ook ging zien. Gods oordeel: het zou hem niet treffen, want bij Hem is juist vergeving – voor ieder die in geloof zich aan Jezus Christus toevertrouwt.

 

Misschien kunnen we nu begrijpen dat deze Psalm een bedevaartslied is. Je zingt het op weg naar de tempel in Jeruzalem. Een groot feest als je daar naartoe ging. Iets om naar uit te kijken. Samen reisde je er heen en zong je onderweg liederen.

 

Deze psalm lijkt niet in het rijtje te passen. Maar hij past echt wel. Ga maar na: in de tempel in Jeruzalem, daar werd juist – symbolisch – verzoening gedaan voor de zonde. Als pelgrim ben je juist op weg naar de plek van verzoening, van vergeving, van genade. Zo ook de kerk: juist de kerk kan de plek zijn waar je jezelf onder ogen kunt zien, om de zonde aan de orde te stellen, om je zonde te belijden – om dan de verzoening, de genade bediend te krijgen. Het leven te ontvangen ondanks … maakt niet uit wat.

 

Dus juist op weg naar Jeruzalem, juist in de kerk is deze psalm op z’n plek. Juist voor diegenen die de zonde zwaar op zich voelde drukken. We zingen verderop nog ‘vaste rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt’.

Als de zonde mij benauwt …

Dat is: als je de schrik om het hart slaat, je jezelf onder ogen durft zien en ziet wat er allemaal mis is.

Misschien heb je daar niet zo’n last van. Ik laat in het midden of dat terecht is of niet.

Maar er zijn mensen – en hier vast ook – die daar heel erg last van hebben. Luther was lang niet de enige.

 

Dat bleef trouwens na zijn ‘bekering’ - ontdekking – ook zo. Ik heb een korte uitleg van Luther bij deze psalm onder ogen gehad en dan zegt hij onder andere dat in een gerechtvaardigd mens [voor het gemak: een gelovige]

altijd weer de vrees voor het oordeel van God moet leven, en wel vanwege de oude mens, die een vijand en tegenstander van God is en blijft. Naast deze vrees is er de hoop op genade met het oog op de barmhartigheid van God.

Kort en goed zegt Luther – werkt hij ook uit – dat die twee dus naast elkaar blijven staan: hoop en vrees.

 

Of hij het accent helemaal goed legt – dat vraag ik me wel af. Maar enige basis hiervoor kun je wel vinden in deze psalm. Vers 4 zegt het – als we tenminste even secuur vertalen.

De eerste deel staat er correct: bij u is vergeving.

Daar begint het. Het is vanuit vergeving. Vanuit de genade.

En dan de tweede helft van dat vers: opdat [evt. zodat] men u met ontzag eert .

 

Dus: het doel van die vergeving is: ontzag voor God. Zijn wil respecteren. Leven zoals Hij het graag wil. Dat is de bedoeling van de vergeving. Hier staat niet: nou dan ben je je zonden mooi kwijt. Ze zijn vanuit God gezien nu weg. Ja dat ook – maar dat doet God dus met een doel. Je begint weer met een schone lei. Wat een opluchting. Wat een lucht.

 

Hier zie je al de contouren van het slot van zondag 24. Maakt deze leer – de leer van vrije genade, niet uit goede werken – de mensen dan niet zorgeloos en goddeloos? Met andere woorden: gaan de mensen dan niet denken: da’s lekker makkelijk? Alles wordt me vergeven en ik hoef er helemaal niks voor te doen. Lang leve de lol!

 

Maar dat is dus niet waarvoor God vergeving schenkt. Nee, de bedoeling van de schone lei is dat er een leven komt waarin God wordt geëerd. In het Hebreeuws staat er dan een woord dat betekent: dat God wordt gevreesd. Dat komt van vrezen. Kun je weergeven met: ontzag hebben voor, met ontzag eren. Ontzag hebben voor: dat betekent: je neemt het serieus. En dan heb je niets te vrezen.

 

Heb je daar geen ontzag voor en laat je dus – in de woorden van Luther – de oude mens zijn gang gaan, dan heb je juist wel wat te vrezen.

Uiteindelijk kan dit ook nooit lang naast elkaar bestaan.

 

Die laatste vraag: maakt deze leer de mensen dan niet zorgeloos en goddeloos?

Nou, van Psalm 130 leren we dus hoe onverstandig dat is. Want daar is deze leer duidelijk niet voor bedoeld. Sterker nog, de psalm zinspeelt erop dat je op den duur – ik zeg het maar even zo – Gods vergeving verspeelt als je Hem in de praktijk [van het leven van elke dag] niet respecteert. Als je zijn Heilige Geest bedroeft [Ef. 4: 30]. De Geest kun je uitdoven [1 Tess. 5: 19].

 

Hier past mooi bij wat de HC ons aanreikt.

Gods vergeving, Gods genade is de basis. Dat zagen we vanuit Psalm 130. En dat is het hart van de leer van de Reformatie, de ge-re-formeerde leer.

En nu zegt antwoord 64: het kan niet anders dat je – wanneer je echt bij Christus hoort – er vrucht komt in je leven. Vruchten van dankbaarheid, worden ze hier genoemd. Vanuit Psalm 130 begrijp je het: vanuit de diepte smeek je om genade en vergeving en … je krijgt ze! Grote opluchting. En dan van daaruit: God dankbaar zijn. Blij zijn. Zijn weg willen gaan.

 

En die weg kun je ook gaan. Want er is nog meer genade dan alleen vergeving: God geeft zijn Geest. Die wil in jou, met jou en door jou aan het werk. Die zorgt voor vrucht. Dat is iets wat God je geeft. Nog meer genade dus.

 

We zagen net al: dat kun je tegenhouden. De waarschuwing was: maak die Geest niet verdrietig, doof Hem niet uit. Maar iemand die even nadenkt die kan het wel aanvoelen: wat zou dat ook raar zijn! Zoveel gekregen en dan verder helemaal geen respect, geen ontzag, geen liefde voor God???!

Dat gaat dan niet lang goed.

Daar wil ik je nadrukkelijk voor waarschuwen. Vanuit Psalm 130: je krijgt vergeving, telkens weer. Maar er staat daar: met de bedoeling dat God ge-eerd wordt. Dat er ontzag voor Hem is. Liefde voor Hem is. De bereidheid om zijn weg te gaan.

 

In die zin kan de gereformeerde leer nooit zorgeloos en goddeloos maken.

Misschien dat het in de praktijk wél gebeurt.

Maar als dat bij jou zo is … als je eigenlijk, stiekem in je achterhoofd denkt – want je zegt het natuurlijk niet hardop: ach, ik ben gered. Ik hoor bij de kerk, ben gedoopt, ik krijg vergeving – maar je leeft helemaal niet volgens het Evangelie … dan wil ik je zeggen dat je met vuur speelt.

 

Da’s de ene kant – en ook de ernstige kant.

 

Ik wil ook even aandacht vragen voor wat de HC zegt, namelijk dat het niet anders kan of … brengt vruchten van dankbaarheid voort. Het kan niet anders. Niet als je je richt op God, op Jezus. Op zijn Woord, zijn Geest vraagt om in je te werken.

Wie zo in het leven staat, die is – zo staat hier – nooit zonder vrucht. Die kan gewoonweg niet uitblijven.

 

Misschien is het goed om iets te zeggen over de achtergrond van deze vraag. Trouwens alle drie de vragen in deze zondag hebben min of meer die achtergrond.

 

De HC stamt uit de tijd van de Reformatie. Luther had het herontdekt: niet door goede werken. Daar kom je er niet mee. Echt niet. En Calvijn en anderen bouwden daarop voort. Maar je snapt: dat ging natuurlijk zomaar niet. Dat was een nieuwe leer. Wel heel modern gepraat. Er kwam natuurlijk vanuit de gevestigde kerk bezwaar hiertegen. En die ja-maars – die komen aan de orde in HC 24.

Zondag 24 is de zondag van de “ja-maars”.

Ja maar, Luther/Calvijn/anderen, dat kunnen jullie nou wel allemaal zo mooi zeggen, maar:

Kun je dan bij God echt helemaal niets verdienen??? [eerste ja-maar; v+a 62]

[ja maar] de Bijbel zegt toch dat God goede werken wil belonen? [tweede ja-maar; v+a 63]

[ja maar] dat maakt toch dat je er maar op los kunt leven – lekker makkelijk: alleen maar genade, niks zelf hoeven doen. [tweede ja-maar; v+a 63]

En zeker ook die laatste raakt een gevoelige snaar. Zeker toen, maar nu ook, denk ik. Ook in ons. Als het allemaal niet hoeft – waarom zou je je dan nog inspannen? Waarom zou een mens dan nog goede werken doen? Dan kun je toch wel wat leukers verzinnen …

 

Maar juist dat laatste ontkent de HC. Even scherp: wie dat werkelijk in volle ernst meent, moet zich afvragen of hij of zij wel echt bij Christus hoort.

Want voor wie echt bij Christus hoort, is dit helemaal geen vraag. Die gaat – ook weer door de Geest – inzien dat alles wat God gezegd heeft goed is. Juist ook al die dingen voor het praktische leven. Dat er dan juist ontzettend veel meer te genieten valt. Dat het zuiverder is.

 

Laat ik maar een paar dingen noemen. Dan ga je inzien/ervaren dat:

Seks voor of buiten het huwelijk helemaal zo fijn niet is. Dat het misschien op het moment zelf geweldig is, je er een kick van krijgt. Maar dat je op de langere termijn jezelf en/of anderen ermee beschadigt.

Dat aangeschoten, half dronken of helemaal dronken over straat gaan helemaal niet zo verheffend is. Op het moment zelf zie je er de lol van in. Maar dat is het dan ook wel.

Dat je van [weg]geven, in plaats van alles voor je zelf houden, niet minder wordt. In tegendeel, juist meer.

Dat waren kort een paar voorbeelden. Bedenkt er gerust meer – dat hoeft niet moeilijk te zijn.

Als we ons allemaal alleen al aan de Tien Geboden zouden houden – wat zou het leven er dan al een stuk aangenamer uitzien …

 

* * *

 

Ik ga afsluiten. Het begin van de preek was misschien wat negatief. Net als het eerste antwoord wat zwaar overkwam. Maar mag ik dan nog op één ding de aandacht vestigen: het gaat hier over goede werken. Je kunt ervan zeggen: zelfs het allerbeste goede werk, is toch nog niet volmaakt. Toch nog met zonde bevlekt. En da’s balen, dat je niet verder komt dan dat.

Maar tegelijk: je kunt niet zeggen: het is slecht werk. Je mag niet van de weeromstuit zeggen: alles wat een mens doet, hoe gelovig ook, is door en door slecht.

De Reformatie schafte de goede-werken-leer niet af – maar stelde die bij. Gelukkig maar. Je zou er helemaal gek van worden als je het bij elkaar moest knokken. Maar de Reformatie heeft nooit gezegd: alles is alleen maar slecht. Door en door slecht.

De Bijbel leert anders. Neem bijvoorbeeld die bekende gelijkenis in Mat. 25 van die Heer die op reis ging en het beheer over zijn bezittingen verdeelde over drie van zijn dienaren. Twee van de drie krijgen bij terugkomst van die Heer te horen: voortreffelijk, je hebt het hartstikke goed gedaan.

 

Dat zal niet zondeloos geweest zijn. Maar die Heer – God zelf – noemt het wel: goed. Nee, voortreffelijk zelfs!

 

Kijk en dat is nou waar Psalm 130 het al over had. Dat is nou in heel positieve zin: de Here vrezen. Hem eren met ontzag. En hoe gebrekkig dat ook gaat – dat noemt Hij dan wel: voortreffelijk!

Mooi hè?