Het goede gebruik van Gods Naam
Preek n.a.v. HC Zondag 36
Ds. Maarten van Loon, augustus 2015
Preek
Toen ik bezig was met de voorbereiding van deze preek kwam ik in een heel oud boek – eind jaren ’40 [1948] – met uitleg over de catechismus deze vraag tegen: “waar wordt meer gevloekt: in de kroeg of in de kerk?”
Die vraag triggerde mij. In de loop van de week zelfs steeds meer.
Je bent geneigd te denken: in de kroeg natuurlijk – daar wordt meer gevloekt.
En u/jij snapt dat met de kroeg natuurlijk niet alleen maar het café, niet alleen maar 1231, het Oude Station enzovoort bedoeld wordt: maar meer de wereld in het algemeen. Het gaat om mensen die niet in God geloven. En met de kerk wordt natuurlijk niet bedoeld: dit gebouw, waar we nu zijn. Maar vooral: mensen van de kerk, mensen die geloven.
Nou, dan zou je toch denken: mensen die niet geloven, die vloeken het meest. En mensen die geloven – die vloeken toch helemaal niet??
Nou is dat laatste helaas niet waar – dat weten we allemaal wel. Want: aan wiens lippen is er nog nooit een gvd [letterlijk: vraag je dan aan God of Hij je wil verdoemen = naar de hel sturen] of alleen vd ontsnapt? Of heeft nog nooit de naam Jezus als krachtterm gebruikt?
Maar goed, ik wil nog wel aannemen dat mensen die geloven minder vaak de naam van God in een krachtterm zoals gvd gebruiken. Minder vaak zomaar ‘Jezus’ roepen.
Dus dan krijg je: ongelovigen vloeken het meest. Ongelovigen het minst.
Ja, dat antwoord komt eruit rollen als je zou gaan tellen: hoe vaak nemen mensen een gvd etc. in de mond? Maar we moeten meer doen dan alleen tellen. We moeten ook wegen. En dan kan het antwoord op die vraag van net [“waar wordt er meer gevloekt: in de kerk of in de kroeg?”] wel eens heel anders uitpakken. We zullen zien.
***
Om het derde gebod goed te begrijpen, moeten we goed zien wat de naam van God is. Zo staat het er immers: misbruik de naam van de Here uw God niet. In de Bijbel, en zeker als de Bijbel het over God heeft, staat je naam voor wie je bent. Je naam is je reputatie. Zo kennen wij het woord ook wel: dan zeggen we dat Jan of Piet of Marie een goede naam heeft. Goed bekend staat.
En zo is het dus ook bij God. Zijn naam is zijn reputatie. Zijn naam is waar Hij voor staat. Wie Hij is.
Daarom hebben we ook gelezen over de naam van God, Jahweh uit het OT en ook hoe Hij om zo zeggen in het NT daarop voortborduurde met de naam Jezus. Even kort over die beide namen.
Eerst over de naam JHWH. We hebben gelezen hoe dat ging. Mozes God vraagt aan God: “wat moet ik zeggen als mijn volksgenoten vragen: wat is de naam van die God namens wie jij komt?” Het lijkt alsof Mozes bang is dat hij geen naam kan noemen. Maar dat is het niet zozeer. Mozes is bang dat hij geen antwoord zal weten op de vraag: “wat is eigenlijk de reputatie van die God in wiens opdracht jij komt? Heeft die God wel een betrouwbare naam?”
En dan krijgt Mozes antwoord van God. God noemt de naam die Mozes gebruiken mag: JHWH.
Dat betekent iets als “Ik ben” of “Ik ben er”. Vul aan, zoals ook in het lied van Sela: voor jullie/jou. “Ik ben er voor je”. Of “Ik zal er zijn [voor je]”.
Dus die naam JHWH – “Ik ben er” betekent dus niet: ik besta, ik leef. Maar: Ik ben actief. Ik ben er voor je. Ik werk aan je toekomst. Aan je behoud. Dát is mijn reputatie.
Vandaar dat God tegen Mozes er nog bij zegt: “Zeg maar tegen de Israëlieten dat de God van hun voorouders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob je gestuurd heeft”. Dat was op dat moment zijn reputatie: wat Hij gedaan had in het leven van Abraham, Izaäk en Jakob. En die reputatie kent het volk. Dat waren nog eens tijden! Welnu, Mozes moet zeggen: die God meldt zich a.h.w. nu weer. En dan belooft God hem: de oudsten zullen het accepteren.
Ja, wat er gebeurd is in het leven van Abraham, Izaäk en Jakob – dat is alweer lang geleden. Op het moment dat God zegt: JHWH = “Ik ben er/zal er zijn voor je”, zit het volk nog in slavernij. Ze moeten het doen met de naam die belooft: er gaat wat gebeuren. En erop vertrouwen: “Hij gaat zijn naam/reputatie waar maken. Weer. We zullen worden uitgeleid uit de slavernij.” De eerste keer als Mozes samen met Aäron bij de Farao komt, zegt-ie: “JHWH – nooit van gehoord. Dus waarom zou ik jullie laten gaan?”
Maar daar gaat hij achter komen. Na tien plagen laat hij dan uiteindelijk het volk gaan.
En maakt God dus zijn reputatie waar: Hij verlost zijn volk.
En zo kom ik bij de naam Jezus. In het Hebreeuws: Jeshua. En dat betekent: Hij zal redden. Heel bewust koos God die naam. We hoorden het zijn engel zeggen tegen Jozef in diens droom: “Je moet Hem Jezus noemen – want Hij zal zijn volk bevrijden van zonde”. Dus dat is Gods reputatie: Hij is een bevrijder. Uit het slavenhuis van Egypte, uit het slavenhuis van de zonde. Zo is God bij ons. Actief. Dat zal ook de betekenis zijn van de profetie uit Jesaja over die naam Immanuel, die immers bekent: “God met ons”. Heel dicht tegen JHWH aan: Ik ben er voor je. God is actief aanwezig. God die het er niet bij laat zitten, bij de zonde en het kwaad, maar aan een nieuwe wereld werkt.
Daar staat die naam dus allemaal voor. Kijk - en als je die naam in de mond neemt en te grabbel gooit, dan ga je dus achteloos om met Gods reputatie, met zijn goede naam. Met Wie Hij is en Wie Hij voor je wil zijn. Dát Hij er voor je is en wil zijn. Dat Hij werkt aan vernieuwing.
Nu kunnen we ook snappen dat misbruik van Gods naam met veel meer te maken heeft dan alleen met [g]vd of de naam Jezus als krachtterm gebruiken. Ik zeg daarmee niet dat het niet erg is, als je dat een keertje doet in een opwelling van frustratie of boosheid ergens over, of als je op je duim geslagen hebt, of als uitroep van ontzetting. Want het is wel erg. Misschien zonder dat je het zo bedoelt [bij veel mensen is dat ook zo, ze bedoelen er niks mee, ze willen geen statement maken], besmeur je Gods goede naam door het met dingen te verbinden waar die goede naam helemaal niet bij hoort. In de oude vertaling ging het niet over misbruiken van Gods naam, maar over ‘ijdel’ gebruiken van Gods naam. En ‘ijdel’ dat is iets wat leeg is, geen betekenis heeft.
Maar toch is dat lang niet de ergste vorm van vloeken. Toen God het derde gebod gaf – en dat was niet zo lang nadat Hij naam gemaakt had als Bevrijder uit Egypte, toen het volk in de woestijn was en bij de berg Horeb was gekomen – toen dacht niemand aan het gebruik van Gods naam als krachtterm. Nogmaals: dat valt echt wel onder het derde gebod. Maar in de Bijbelse tijd is toch vooral bedoeld wat wij vandaag lasteren zouden noemen. Lasteren, dat is: kwaad spreken over de naam. Die naam bespotten: “nou, waar is dan die God? Hij doet niks. Hij is krachteloos!” “Een Redder? Bevrijder? Nieuwe wereld?”
Dat is wat de maarschalk van de koning van Assyrië doet als hij Jeruzalem belegert en probeert uit te hongeren. Dan spot hij zegt tegen de mensen op muur: “luister niet naar jullie koning [Hizkia] als hij zegt dat de Here jullie uit onze handen zal redden!” Zie je, Gods reputatie als Redder, als Bevrijder, komt in geding. Zijn goede naam als degene die beloofd heeft: “Ik zal er zijn” wordt betwist: “Hij zal er zijn? Welnee!” Misschien is het wel daarom dat JHWH juist die keer krachtig ingrijpt, een engel door het kamp van de Assyriërs laat gaan en 185.000 man doodt – waarop het beleg voorgoed wordt opgeheven.
Kijk en zoals toen wordt er vandaag ook gespot, gelasterd. Soms heel venijnig. Je bent achterlijk als je in God gelooft. Of überhaupt ‘een God’. Alles geschapen, ben je mal? Wat we zongen met Psalm 8: Heer, onze Heer hoe heerlijk is uw naam op heel de aarde” – dus dat je God in de schepping kunt zien [groot, kleine babyvingertjes], ook een stuk van zijn reputatie als geweldig knappe kunstenaar – dat wordt belachelijk gevonden. Nee, God is dood, wordt er dan gezegd.
Zulke dingen - dat is pas echt vloeken om het zo te zeggen.
Bij een ‘gewone’ vloek knettert het in m’n oren – maar bij zulk vloeken nog veel meer. Dan gaat de TV zeker uit. Dan voel ik het krenkende ervan en dan snap het helemaal als God zegt: kijk, maar dat laat ik niet gaan!
***
Dat ging over mensen die spotten met God. I.h.a. zijn dat mensen die niet in Hem geloven.
Maar gelovigen – misbruiken die Gods naam ook door de manier waarover ze over God spreken?
Ik heb het nu dus even niet over het gebruik van krachttermen als [g]vd enzovoort.
Ja, want voor wie is dat derde gebod eigenlijk? Tegen wie zegt God: “mijn goede naam is wettelijk beschermd – die kan je dus niet zomaar gebruiken?” Nou, in de eerste plaats tegen ons, in de kerk, toch??! God gaf dit gebod als één van de Tien Geboden aan zijn verbondsvolk Israël – niet lang nadat Hij ze uit Egypte had geleid: ze kennen zijn reputatie nu dus! Aan het volk waar Hij intiem mee omging. Aan zijn kinderen. Aan ons, de kerk. Kerkleden. Wij krijgen te horen: eerste gebod: er is maar één God. Dus dien allen Mij. En tweede gebod: maak geen beelden van Mij om die te vereren. En vandaag dus over derde gebod: ja dat is allemaal goed en wel, maar dan moet je wel op een goede manier over mij spreken. Anders gaat het alsnog mis.
Laat ik eens een paar voorbeelden geven van misbruik van Gods naam door gelovige mensen.
Volgende week vieren we het Heilig Avondmaal. En stel er is in jouw leven een bepaalde zonde die je willens en wetens laat bestaan. Je bent niet bezig en ook niet van plan om er tegen te strijden. Je zegt tegen jezelf: God snapt het wel. Hij vergeeft, daar is toch ook het Avondmaal voor? Dan misbruik je zijn naam, omdat Hij er in de Bijbel zo anders over spreekt. Je spant God voor je karretje en ten onrechte praat je jezelf zijn vergeving aan.
Een ander voorbeeld. Je bent getrouwd, maar je wordt verliefd op een ander. Het klikt. Je hebt met hem of haar veel beter contact dan met je eigen man of vrouw. Je lijkt wel voor elkaar gemaakt. En je besluit samen verder te gaan. Je gaat weg bij je partner voor die ander. En je zegt: we hebben ervoor gebeden. Je zegt: we zien hierin Gods leiding. Die ander is niet toevallig op mijn pad gekomen. Je zegt: waarom voelt het anders zo goed? Dit is pas echt een relatie zoals God die bedoeld heeft. We ervaren Gods zegen.
Je schrikt misschien. Gebeurt dit echt? Ja, dit gebeurt echt. Ik heb dit soort dingen meerdere keren horen vertellen. Maar dit is dus misbruik van Gods naam! Als je dingen waarvan je weet of kunt weten dat God het niet goed vindt en dat God hele andere dingen van je verwacht als het misschien minder gaat – want het staat klip en klaar in de Bijbel – toch doet en dan nog met een beroep op God ook. Als je zegt: Hij vindt het goed. Hij wil het.
Het voorbeeld klonk misschien heel bot [maar dit gebeurt dus echt!]. Maar de geschiedenis zit vol met dingen waarvan we zeiden: “God wil het”. “God keurt het goed.” Denk aan de kruistochten en de slavernij. Denk aan het derde rijk: “Gott mitt uns”. Bob Dylan schreef een heel liedje over God voor je karretje spannen waarin hij dit scherp aan de kaak stelde: “With God On Our Side”.
Iemand wees mij erop dat Gods naam ook bij ons in de kerk vanaf de preekstoel misbruikt kan worden en ook misbruikt is. Er is een tijd geweest dat we heel stellig waren. En dan werd er wel gezegd: “dat zeg niet ik, maar het is de wil van de Here.” En ondertussen ging het dan over bijvoorbeeld hoeveel kilometer je met je auto op zondag mocht rijden.
Nog weer een heel ander voorbeeld. Het seksueel misbruik binnen de kerk. Onder het mom een man van God te zijn gebeurden er hele erg dingen. Zonder dat er maar een woord gezegd wordt, wordt Gods naam zo te grabbel gegooid. Want zeker als ambtsdrager mag je zeggen: je vertegenwoordigt Christus op aarde. Dat geldt trouwens voor ons allemaal, voor alle gelovigen. Wij heten immers christenen – genoemd naar de naam van onze Here Jezus: Christus.
En zo kom ik bij ons doen en laten: daarin verkondigen we de naam die we dragen. Ja – of we loochenen die. We misbruiken die. Doordat wat we doen vloekt met waar die naam voor staat. Precies deze koppeling maakt de HC ook: het gaat volgens de HC niet alleen om wat we zeggen, nee, onze woorden en werken/daden moeten zo zijn dat God daardoor geprezen wordt [slot antw. 99].
Ik ga geen antwoord geven op de vraag die ik stelde. Ik trek geen eindconclusie. Dat mag u zelf doen. Praat er maar eens over door: waar zou er erger gevloekt worden, in de kroeg of in de kerk? Door christenen of niet-christenen? En … veel belangrijker vraag om over na te denken en door te spreken: waar vloekt het in jou leven? En wil je daar wat aan doen?
Ja, want als de naam van God je lief is … dan wil je toch niet vloeken met die naam.
En als die naam van God je nou niet zo lief is? Je weet het niet zo. Of je gelooft misschien helemaal niet?
Dan hoop ik dat je alleen al uit respect voor mensen die wél hartelijk in God geloven [doopouder, kind gedoopt in de naam van V/Z/HG] die naam niet respectloos gebruikt. En eigenlijk hoop ik ook dat je ergens in je van jezelf nog zoveel respect hebt voor het heilige, voor ‘iets’ dat er misschien toch is, op welke manier dan ook, dat je het wilt vermijden om de Naam te misbruiken.
***
Tenslotte. We zijn begonnen met Gods naam. Dat is zijn reputatie. Zoals zijn naam is, zó is Hij.
Die naam vraagt om een antwoord! Die naam vraagt erom om in de mond genomen te worden. Niet zomaar. Niet klakkeloos. Maar om te erkennen en belijden dat je het van die Naam moet hebben! Om die naam te loven en te prijzen. Om die naam aan te roepen in je gebed. Zo beginnen we ook elke kerkdienst: “Onze hulp is in de naam van de Here …”
Als je dat doet, privé, thuis en hier zondags in de kerk, ja dan zul je kracht ontvangen om die naam te volgen in je leven en in je doen en laten niet te vloeken met waar die naam voor staat. Dan ontvang je het eeuwige leven. Dan zul je nu en straks merken: Hij maakt zijn Naam waar!
Dat zal niet altijd even goed gaan – je leven niet laten vloeken met zijn Naam. Er blijven nog veel zonden en gebreken in ons over, zegt het HA-formulier. Daar mag en moet je tegen strijden. Dus ook tegen het gebruik van gvd of alleen vd, of van de naam Jezus als een soort stopwoord. Die neiging om juist dat te doen wat niet mag – die hebben we allemaal. Het vraagt wilskracht en oefening om juist die woorden niet te gebruiken, op het voetbalveld, in de auto, in je hobbyschuur als het niet gaat zoals je wilt of je je zeer hebt gedaan.
Het vraagt wilskracht en vooral ook echte liefde voor de naam van God, en voor die van zijn Zoon, Jezus. De sleutel tot het derde gebod is: leven dicht bij Hem. Hem zoeken.
Als je daar in alle oprechtheid mee bezig bent, met leven met Hem en uit Hem en tot zijn eer, dan mag je weten en mag je het volgende week ook proeven aan het HA: ook voor het misbruik van Gods naam kwam Jezus, om ook voor die zonde te boeten. Weet je wat tijdens zijn proces doorslaggevend was? Het feit dat Hij, Jezus, Gods naam gelasterd zou hebben! Omdat Hij beweerde Gods Zoon te zijn. En inderdaad: dat is godslastering, misbruik van Gods naam, als het niet waar is. Maar het is wél waar.
Na deze vermeende godslastering van Jezus is de Hogepriester snel klaar: “we hebben verder geen getuigen nodig, Hij heeft God gelasterd.” En daar stond de doodstraf op.
Dat is ook de straf die Hij krijgt. Voor ons.
Zo maakt Hij zijn naam waar: Jezus = Hij zal redden/bevrijden. Van al onze zonden.
En die reputatie, die naam die mag je bij het Avondmaal letterlijk in de mond nemen, in de vorm van brood en wijn. Dat mag je als je je zonden erkent, ze niet wilt, er berouw van hebt. Dat mag je, ook als je in herhaling bent gevallen – en toen wéér in herhaling gevallen – terwijl je het niet wilde, er tegen vocht. Dat is het goede gebruik van het Avondmaal. Dan doe je de naam van Jezus juist eer aan als je het bij Hem zoekt. Dan is Hij er voor je.
Zijn naam zijn geprezen. Jezus, naam aller namen!