Preek n.a.v. HC zondag 42 ‘Steel niet’
Ds. Maarten van Loon (Dalfsen-Oost), februari 2013
korte introductie [nog voor de Schriftlezing, zie liturgie]
Opnieuw komen we een rijke man tegen.
En opnieuw valt mij iets op. Er staat nergens dat hij niet gelooft. Maar hij komt wel in het dodenrijk terecht. Tijdens zijn aardse leven was hij rijk, maar daar heeft hij helemaal niets aan. Ook hij heeft zich kennelijk geen schatten verzameld in de hemel. Geloofde hij dan niet in God? Daar wordt niks over gezegd. Misschien geloofde hij wel. Maar dan niet op een manier die zaligmakend is.
Het enige waar we iets over te horen krijgen is hoe hij leefde: weelderig, uitbundig. Elke dag feest. Zijn leven was één groot feest.
Alleen … er ligt een levensgrote aanklacht tegen hem. Letterlijk voor zijn deur.
De arme bedelaar Lazarus ligt voor de deur. Onmogelijk om hem niet te zien.
Maar hij ziet hem niet. Niet echt. Nog geen kruimeltje geeft hij hem.
Ja, nu zijn we verontwaardigd. Wat een gierigaard! Zo rijk en dan dit. En als klap op de vuurpijl waagt hij het zelfs nog vanuit het dodenrijk te vragen of Lazarus – nu kent hij hem wel! – naar hem toegestuurd kan worden om zijn pijn te verzachten. Hier hebben we niet veel sympathie voor.
We ontmoeten hier een pure egoïst. Hebzucht en egoïsme ten top.
En nu wordt het tijd om weer even terug te denken aan die uitspraak van bisschop Muskens. [2]
Want hier ligt een arme, echt een straatarme man, voor de deur van een rijke, van een nogal onsympathieke rijke zelfs. Ik vind het zo gemeen van deze man dat ik er geen moeite mee zou hebben als de arme Lazarus gewoon af en toe wat had gepakt van de tafel van die rijke. Al waren het maar een paar kruimels. Mijn gevoel zegt: die komen hem gewoon toe!
Nu zijn we er. We snappen allemaal wel: iemand mag natuurlijk niet zomaar een brood stelen bij de bakker. Hoe arm je ook bent. En ook Lazarus mocht niet zomaar iets pikken van die rijke. [deed-ie ook niet trouwens] Maar … Maar … deze situatie had helemaal niet mogen bestaan!!!! [3]
Want wat lezen we bijvoorbeeld in Deuteronomium 15? Dit: onder u [volk Israël] mag geen armoede zijn. [3.1] En als iemand dan aan lager wal raakte? Ja, dan moest je vrijgevig zijn. In hetzelfde hoofdstuk wordt ook heel nuchter gezegd: ‘armen zullen er altijd zijn’ en in één adem: ‘Ik [de Heer] druk u op het hart om vrijgevig te zijn [3.2]tegenover iedereen in uw land die in armoede leeft of er slecht aan toe is’. Bij Lazarus is het allebei: grote armoede had hij en hij was er slecht aan toe, want hij zat onder de zweren. En die man ligt nu aan de poort – als een levensgrote aanklacht.
Hebzucht en egoïsme – die zorgen ervoor dat Lazarus niet krijgt wat hem toekomt. Lazarus heeft hier recht op. Je kunt het zo zeggen: er wordt van hem gestolen! De rijke steelt van Lazarus! [4]
In oudere catechismusverklaringen, zo las ik ergens, wordt vaak benadrukt: [4.1]het achtste gebod is vooral een gebod (dus geen verbod, maar gebod!!!) voor rijken, welgestelden, machthebbers enzovoort. Kruimeldiefstal – nee dat mag ook niet. Maar in deze wereld vindt diefstal op grote schaal plaats. [4.2]En … we staan erbij en kijken ernaar. [4.3]En ik ben bang: niet alleen kijken, maar we doen ook mee.
Ik besef: in onze samenleving zit complex in elkaar. Die rijke uit de gelijkenis, hij zou tot zijn verdediging kunnen zeggen: ik kan er toch niets aan doen dat hij zo arm is en ik zo rijk? Hij zou kunnen zeggen: zo zit de maatschappij in elkaar. Ik kan Lazarus wel te eten geven, maar daar los je het probleem niet mee op.
Herkent u dit soort redeneringen? Ik wel. Maar het is het goedpraten van diefstal.
Deze rijke man hoeft het vraagstuk ook niet op te lossen. In dit verhaal is het heel simpel: Lazarus ligt voor zijn deur. Een paar hoofdstukken eerder vroeg iemand Jezus: ‘wie is mijn naaste?’ Ook zo’n mooie vraag die je kunt stellen. ‘ja, ik moet mijn naaste helpen – maar ja, niet iedereen is mijn naaste. Wie is eigenlijk mijn naaste?’ Als antwoord op die vraag vertelt Jezus het bekende verhaal van de barmhartige Samaritaan. En dan wordt het heel duidelijk: je naaste is degene die op je pad komt. Dat kan onverwacht zijn, zoals bij die barmhartige Samaritaan. Maar je kunt hem ook allang kennen. Misschien zie je hem wel elke dag. Zoals die rijke man Lazarus vermoedelijk elke dag wel zag.
Laat ik de vraag maar op tafel leggen: van wie stelen wij? [5 – zo lang mogelijk laten staan]Of kunnen u en ik, kunnen wij onze handen in onschuld wassen? Neem die vraag maar mee naar huis. Houd uw ogen maar open.
***
[6=zwart]Het woord ‘stelen’ en ‘diefstal’ enzovoort zijn maar nauwelijks voorgekomen in deze preek. Ik hoop echter dat u door heeft waar dit allemaal om ging. Dat die beide verhalen die we besproken hebben alles te maken hebben met het achtste gebod: ‘Steel niet!’
Een paar weken geleden ging het over het zesde gebod [pleeg geen moord]. Ik zei toen: het gaat er bij dat gebod niet om dat we een ander niet doden, dat hij letterlijk of figuurlijk geen leven heeft. Nee, het gaat om: ‘leven en laten leven’[7]. Dat is namelijk Gods bedoeling. Iedereen moet levensruimte hebben, letterlijk en figuurlijk.
‘leven en laten leven’ – dat past ook heel goed bij het gebod ‘steel niet!’ Je bent met dit gebod niet klaar als je nooit wat van iemand anders afpakt of iets meeneemt uit de winkel zonder te betalen. Nee, want je steelt ook als je een ander niet geeft waar hij of zij recht op heeft.
Kijk en dit zie je alleen en daar handel je alleen naar als je liefde in je hart hebt. [8]Liefde - daar gaat het ten diepste om in alle geboden. Liefde – dat is immers in één woord de samenvatting van de wet. De liefde – dat is het middel waarmee je schatten in de hemel verzamelt. Bid dat je altijd de liefde mag hebben. Dat je bewaard mag blijven voor blikvernauwing, dat je hebzuchtig en egoïstisch wordt.
[9=zwart]
Houd je blik gericht op Jezus. Hij werd arm, zodat wij rijk in God zouden worden – zegt de Bijbel. Dat is pas echte rijkdom. En al het andere – de aarde schatten? We hebben gezien waar ze je brengen als je niet rijk bent in God. Brs+zrs, verzamel u schatten in de hemel! Wie dat doet mag zich hier en nu gezegend weten en tot in eeuwigheid.