De schuldencrisis
Preek n.a.v. HC Zondag 5
Ds. Maarten van Loon, november 2011
Het kan niemand ontgaan: economische crisis.
Vooral: schuldencrisis.
Schuld die niet meer betaald kan worden, maar wel betaald moet worden.
Maatregelen moeten worden genomen, want de schuld mag niet groter worden.
En de lening, bedoeld om tijdelijk een land aan de praat te houden, moet ooit een keer worden terugbetaald.
Want zo gaat dat: schulden worden iha niet kwijtgescholden, maar moeten worden terugbetaald.
In Zondag 5 is ook sprake van een schuldcrisis. En nu gaat het niet om geld.
Het gaat om de schuld van de zonde. Daarvoor moet betaald worden.
Alleen: hoe dan? Hoe kan er voor de zonden betaald worden?
Dat is de grote vraag, want, zegt de HC, wijzelf kunnen dat niet.
Kijk maar, v+a 13: Kunnen wij zelf betalen? En dan het verpletterende antwoord:
Nee, op geen enkele manier.
En alsof dat nog niet genoeg is, staat erbij: wij maken de schuld juist elke dag groter.
Nou – dat is nog eens een schuldencrisis!
De schuld moet gesaneerd, minder worden. Je moet maatregelen nemen. Ander helpt het IMF niet. Denk maar aan Griekenland. Dat moet harde, ingrijpende maatregelen nemen. Logisch – het moet van twee kanten komen, toch? Griekenland kan nu toch niet doorgaan met op te grote voet leven??!
Dus het is nogal wat, wat de HC hier zegt: “wij maken de schuld elke dag groter”. Dan durf je wel zeg, om dan te vragen hoe we de schuld die ons de eeuwige straf zou moeten opleveren kunnen ontlopen. Want daarmee begint HC 5: “Hoe kunnen wij aan deze straf ontkomen …?”
Als we niet beter zouden weten, dan zouden we zeggen: wat een brutale vraag van de HC!
Voorbeeld: stel je hebt geld gestolen uit de portemonnee van je moeder. Ze merkt het op een gegeven moment. En er volgt straf. Je mag een week lang geen TV kijken. Vreselijk natuurlijk, want er kwam juist deze week allerlei leuks op. En nu vraag je je af: zou het misschien mogelijk zijn dat de straf werd opgeheven? Na een dag of zo? Nou, misschien is daar best kans op. Zo gaan die dingen wel eens. Na een dag zeggen je ouders: ok, voor deze keer …
Maar stel nou: je krijgt die straf en je pikt meteen dezelfde dag nog een keer wat en de volgende dag nog een keer. Je moeder merkt het – natuurlijk, ze is niet gek. En jij komt dan met de vraag: zou er niet een mogelijkheid zijn dat ik … ??
Je voelt wel: weinig kans. Veel minder kans in ieder geval dan bij goed gedrag.
Maar precies zo’n vraag stelt de HC hier. Hij durft het toch: ja, ik weet het, ik maak elke dag de schuld groter, ik heb eeuwig straf verdiend, maar zou er misschien toch niet een mogelijkheid zijn ….?
De HC vraagt dat niet zomaar natuurlijk. Want de HC weet: er is toch een mogelijkheid!
We moeten niet vergeten als we deze met deze moeilijke en ook wel confronterende dingen bezig zijn, dat de HC begonnen is in v+a 1 met: “wat er ook gebeurt: in leven en sterven zijn we eigendom van Christus. Hij heeft ons gekocht met zijn kostbaar bloed. Hij heeft de schuld betaald”.
Laat je dus niet in de put praten door zondag 5. HC 5 hoort bij het tweede deel van de HC. Maar heel kort (zondag 2-4) ging het over onze ellende. Nu begint het deel over de verlossing. Dat belooft dus wat! Ja, je moet er als mens diep voor door de knieën, je trots moet je afleggen.
Maar er is verlossing. En dat gaat de HC nu stapje voor stapje uitleggen. Daar gaan we zo naar kijken.
Voor één gevaar wil ik vooraf graag waarschuwen. Als je zondag 5 leest – en eigenlijk zou je in één adem zondag 6 erbij moeten lezen – dan komt het hele vraag- en antwoordspel misschien over als een stuk logica. Maar dat is schijn. Want je kunt niet op basis van het menselijk denken, door maar je vertand te gebruiken, al redenerend uitkomen waar de HC uitkomt, namelijk in zondag 6 bij Christus.
Dat we daar uitkomen, dat is omdat we de lijn (rode draad) van de Schrift volgen. Die wijst ons deze weg. Ik kijk weer even vooruit naar zondag 6, laatste vraag+a: waaruit weet u dat? Uit het heilig Evangelie. Precies! Dus niks menselijk redeneren, maar naspreken van Gods woord. Als je het over logica wilt hebben, dan moet je zeggen: goddelijk logica.
Thema: de schuldencrisis van het geloof [dia 1]
de aard van de crisis: zondecrisis
de diepte van de crisis: niemand kan betalen
de uitweg uit de crisis: God betaalt zelf
1. De aard van de crisis [dia 2]
Ik zei net: goddelijk logica. Meteen in antwoord 12 blijkt dat al. Let op de formulering: “God wil dat aan zijn gerechtigheid wordt voldaan”. En zo zijn we meteen bij de aard van de crisis.
God wil dat aan zijn gerechtigheid wordt voldaan. Die zin moeten we eens even goed proeven.
Dan zien we meteen al: het gaat hier over dat God dat zo wil. Hij wil dat aan zijn gerechtigheid voldaan wordt. (preek over HC4: Hij handhaaft zijn wet en wil dat daaraan voldaan wordt)
Als mensen kunnen we ons daar misschien best iets bij voorstellen: neem maar weer de schuldencrisis: lening ok, maar tzt wel terugbetaling.
Maar je zou ook kunnen denken: God is anders dan wij. Daar zat HC 4 aan te denken, bij die laatste vraag: “maar God is toch ook barmhartig?” Ja, dat is zo, was het antwoord. De Schrift spreekt wat dat betreft boekdelen. God is absoluut barmhartig. Maar die barmhartigheid kun je niet uitspelen tegen zijn rechtvaardigheid. Dat verzin ik niet, of de HC, maar dat zegt God zelf in zijn woord. Zijn barmhartigheid blijkt – en komt ook in deze preek nog aan de orde – maar niet ten koste van zijn rechtvaardigheid.
Nogmaals, Gods rechtvaardigheid is niet iets wat ik begrijpen kan. Er zit enige logica in, dat wel. Denk aan de huidige schuldencrisis. Maar ik kan me ook voorstellen dat God zou zeggen: “weet je wat, zand erover”. Of dat Hij na de zondeval zou zeggen: “laten we gewoon opnieuw beginnen. Ik doe de schepping nog een keer”. Maar dat is dus mijn logica.
Gods logica is: “aan mijn gerechtigheid moet worden voldaan”.
En dat betekent, als we de Bijbel erop naslaan: er moet betaald worden voor de zonde. Er moet iets tegenover staan, dat groot genoeg is om God te laten zeggen: dat accepteer ik. Dat is genoeg.
Dat is dus de aard van de crisis: de zonde, die God een enorme doorn in het oog is. Het is een zondecrisis [dia 3]. HC 4 heeft daarvan gezegd: God is er verschrikkelijk boos over. Met andere woorden: Hij kan het niet verdragen.
Het is misschien moeilijk of eigenlijk gewoon onmogelijk, maar laten we het eens vanuit God bekijken, zoals Hij er zelf over spreekt. 1 Joh.: God is licht, in Hem is geen spoor van duisternis. Dan voel je wel: daar past mijn leven wat lastig naast. Bij Hem geen spoor van duisternis – en bij mij? Bekijk het eens vanuit God, in wie dus geen spoor van duisternis is en die alles goed geschapen heeft, zodat er ook geen spoor van duisternis zou zijn. Dat is geen zonde, geen enkele wanklank … Niets daarvan. Helemaal niets.
Wat zou Hij dan zien, als Hij naar ons kijkt? Nou, ik denk van alles en nog wat. Hij ziet ook mooie dingen – maar Hij ziet best wel het één en ander aan zwart/vies/vuil. En dat wil Hij niet. Die zwarte/vieze/vuile vlekken wil Hij weg hebben. Hij wil ze niet meer zien.
Ik zeg het expres zo: “Hij wil ze niet meer zien”. Ik ga er verderop nog nader op in. Maar nu zeg ik alvast: in Christus – denk weer aan HC 1: zijn eigendom, gekocht met zijn kostbaar bloed – ziet Hij ze ook niet meer. Maar daarover later dus. Voor nu hoop ik dat duidelijk is: de aard van de crisis is: God verdraagt geen zonde. Hij wil dat er wat aangedaan wordt. Het is dus een zondencrisis.
2. de diepte van de crisis [dia 4]
God wil dat er wat aan gedaan wordt. Maar wie gaat er wat aan doen dan? Wie kan er wat aan doen?? Het onthutsende antwoord daarop is: niets of niemand! (v+a13/14)
Ik concentreer me nu even op v+a 13: kunnen we zelf betalen? Het vernietigende antwoord is: nee, dat kunnen we niet, met geen mogelijkheid. Het is zelfs nog erger: wij maken de schuld elke dag groter.
Toe maar … Ik kan me voorstellen dat er nu heel wat vragen opkomen. Bijv.:
- is het echt zo erg?
- maar doe ik dan door de Heilige Geest niets goeds? Hij vernieuwt me toch juist?
- en misschien nog wel meer vragen.
- en dan nog een vraag: is dit niet vreselijk deprimerend? Is dit niet de genadeslag? Het is ook nooit goed: en wat ik aan goeds ook doe, kennelijk maak ik de schuld elke dag groter.
Diepe crisis dus. De HC kan dan wel mooi het deel over de verlossing begonnen zijn, maar zo schiet het niet op! Hier wordt een diepe crisis getekend – het lijkt wel een compleet faillissement!
Ja, zo gaat het vaak bij een crisis: eerst moet-ie erger worden voordat er licht aan het einde van de tunnel is. Denk maar aan de huidige economische crisis.
En hier in de HC is dat ook zo. Je moet eerst de diepte in. Helemaal er doorheen. Niet voor niets hebben we uit Rom. 7 en 8 gelezen. Om de verlossing te snappen, moet je weten wie je van jezelf bent. Dat is die eigen natuur, waar Paulus het over heeft. De zonde die in je heerst. Het brengt Paulus haast tot wanhoop: “Ik, ongelukkig mens (oude vertaling: ellendig), wie zal mij redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?”
Paulus’ wanhoop is: ik zelf kan het niet. Ik kan me niet redden uit mijn zonden. En ik zou ook niemand anders weten die dat wel kan. [dia 5]Dat is de diepte van de crisis: niemand kan betalen. Paulus kent namelijk de goddelijk eis: aan mijn gerechtigheid moet worden voldaan. En Paulus beseft: dat ga ik dus niet redden, no way!
Kijk en dat is nou het diepe crisisbesef dat er moet zijn. Mede daarom lezen we in de kerk ook telkens Gods geboden voor. Ik krijg die vraag nogal eens: waar is dat eigenlijk goed voor – want in Jezus Christus zijn we toch verlost? Ja, dat is zeker waar. Maar daarmee is de zonde geen gepasseerd station. Kijk maar eens wat Paulus zegt in 8,2: de wet was machteloos door de menselijke natuur.
Die wet – die staat voor Gods gerechtigheid, waaraan voldaan moest worden. Maar dat was om zo te zeggen kansloos: onze menselijke natuur staat dat in de weg.
Dat moeten we goed zien. Ook als je leeft in geloof, als je je het eigendom weet van Christus, dan nog zondig je, maak je je schuld groter. Daarom leert Jezus ons ook bidden in het Onze Vader: “vergeef ons onze schulden”. Daarmee trekt Hij de lijn uit het OT door: telkens moest er geofferd worden. Ook door diegenen die heilig leefden. Na de komst van Christus is dat niet veranderd, alleen mogen we nu in gebed rechtstreeks vragen: “Heer, vergeef ons onze schulden”. Jezus zelf laat het dus zien – wat de HC hier zegt: wij maken onze schuld elke dag groter. Want alles wat afwijkt van Gods hoge ideaal, maakt onze schuld groter. Als je wilt zien hoe diep de crisis is, dan moet je je leven langs die lat leggen. Dan zie je: zo gaat het niet.
Ja, maar – zou iemand nu kunnen zeggen - zitten we elkaar nu niet toch de put in te praten? Uiteindelijk is het dus allemaal niks en wordt het ook nooit wat? Jezus heeft het toch over vergeving en na Romeinen 7 komt toch Romeinen 8 waar het gaat over het leven door de geest? Dat klopt.
Daarom zeg ik nu alvast: we moeten het leven door de Geest, waar Paulus het zo duidelijk over heeft in Rom. 8 niet uitspelen tegen het heersen van de zonde in ons leven. Beide is namelijk waar. En we zullen ze allebei in de HC nog vaak genoeg tegen komen.
Als ik in dit verband nog even terug mag komen op de voorlezing van de Wet in de kerk, dan zien we dat de HC de wet wel noemt bij de ellende (zondag 2-4), maar dat de behandeling van de wet veel verderop komt. En dan in het kader van de dankbaarheid. Je kunt ook zeggen: in het kader van het leven door de Geest. De wet vervult dus meerdere functies – en daarom doen we er goed aan om die bij het voorlezen ervan ook om beurten wat meer of wat minder te accentueren. Dat hoop ik dan ook te blijven doen.
Wat betreft de diepte van de crisis: daar vervult de wet dus de functie van, zeg maar, aanklager. Hij laat zien: dit is Gods gerechtigheid en daaraan moet voldaan worden. En de wet vraagt je: kun jij dat? Zou het je lukken – stel dat je het nou eens heel hard probeerde?
Die wet mag je dan op de knieën brengen. Ja, een beetje verslagen misschien. Dit is nou ellendekennis. Een stuk crisisbesef. Maar dat is niet het enige. De wet maakt je klein, zeker, maar we zouden hier niet zitten als er niet op wonderbaarlijke manier toch een uitweg was uit de crisis.
3. De goddelijke uitweg uit de crisis [dia 6]
Ik zei al: vergis je niet. Het is geen menselijke logica die HC 5 hier volgt. Zeker bij v+a 14 en 15 zou je dat kunnen denken. Alle mogelijkheden zijn afgestreept: “dit kan niet, dat kan niet en dat ook niet. Wat houden we dan over? Nou, dan zie ik nog maar één mogelijkheid: er moet een middelaar en verlosser komen die echt en rechtvaardig mens en tegelijk ook God.”
Maar: dit verzin je toch niet?
Dit tart juist onze menselijke logica. We zouden ons door de HC op het verkeerde been laten zetten als we denken dat het allemaal logisch is.
Want het is juist hartstikke onlogisch. Als je niet beter wist zou je denken: hoe kom je erbij? Een mens die tegelijk God is. God die tegelijk mens is. Hoe had je je dat voorgesteld?
Maar zo werkt het niet. Wij hoeven het ons helemaal niet voor te stellen. God zelf stelt het ons voor. Hij presenteert om zo te zeggen zijn Zoon, Jezus Christus. En Hij zegt: zo wil Ik het. Hij, Jezus Christus is de gerechtigheid zelf.
In Jezus Christus komt God naar ons toe en zegt: mensen, Ik heb gezien dat jullie het niet kunnen. De crisis is te diep. Jullie gaan het niet zelf redden. Maak je daar ook maar niet druk over: Ik doe het! [dia 7] Ik betaal. Rom. 3 zegt het zo: “Nu is buiten de wet om gerechtigheid zichtbaar geworden: vrijspraak voor iedereen die in Jezus Christus gelooft.”
Daar heb je het: langs de weg van de wet die wij volmaakt zouden moeten houden – langs die weg gaat het niet. En daarom zegt God: dan moet het maar buiten die wet om.
Dat betekent het dus als Paulus zegt dat Jezus ons bevrijd heeft van de wet van de zonde en de dood. Die wet is er nog wel. Die wet overtreden we. Maar: die wet kan ons niks meer maken. Hij kan zijn functie als middel om ons te veroordelen niet meer vervullen. Zeker, de wet laat ons zien dat we onvolmaakt zijn. De wet laat ons zien: oeps, wat bak ik er soms toch weinig van. Maar in een bepaald opzicht mogen we onze tong uitsteken naar de wet. En dat is als de duivel die wet pakt en zegt: “kijk hier, wat dacht jij nou eigenlijk mannetje of vrouwtje? Dacht je dat je bij God kon komen, jij ellendig mens? Ik dacht het niet, want moet je nou eens kijken hoe jouw leven eruit ziet!?”
Nee, voor wie gelooft in Jezus Christus, de God-mens, is die angel er uit.
En zo plaatst HC 5 je net als HC 4 voor Christus. Het Evangelie van HC 5 is: zoek het bij die Middelaar, bij Hem die jou gekocht heeft met zijn kostbaar bloed, die je bij je naam heeft geroepen en zegt: “Jij, je bent van Mij!”.
Dan zie je je ellende – maar dan wentel je je niet in die ellende.
Je beseft je ellende diep – maar je weet van verlossing.
En dan mag je leven als verlost mens. En de genade elke dag koesteren als een kostbaar geschenk.
Amen.