God moet mens worden- n.a.v. HC Zondag 6 en Advent
Ds. Maarten van Loon (Dalfsen-Oost), december 2013
Liturgie
Votum en zegengroet
Zingen:GKB gezang 78: 1, 2
Gebed
Lezen: HC Zondag 6 Zingen: GKB gezang 81: 2, 3, 4
Lezen: Lucas 1: 68-79 Zingen: GKB gezang 48: 1, 3
Preek Zingen: LvK gezang 148: 1, 2
Zingen: geloofsbelijdenis, op de melodie van LvK gezang 135, zie: hier (op site van Jan Boersma)
Gebed
Collecte
Zingen: LvK gezang 132
Zegen |
Preek
Hoe vier je Kerst? [1] Als we komende week, woensdag, het Kerstfeest vieren, hoe doen we dat dan?
Ja, ik snap: het zijn de bekende donkere dagen. Dus we halen licht en gezelligheid in huis. Dat zullen de meesten van ons wel gedaan hebben, denk ik. Lekker knus ook, want in deze donkere en kille dagen breng je nou eenmaal veel tijd door in huis. En niet zoveel buiten.
En daar is ook niks mis mee! Natuurlijk mag je gezelligheid in huis brengen.
En ik heb niks tegen een kerstboom en ook niet tegen een kerststalletje – als een plaatje bij het verhaal.
Alleen, dan moeten we er wel voor zorgen dat de knusse, intieme sfeer ons niet op het verkeerde been zet. Die kans is extra groot – juist omdat we er aan denken dat er een klein kindje geboren is.
En kleine kindje zijn lief. Die vertederen.
Je kunt van het Kerstfeest iets heel ‘lievigs’ maken. Romantisch haast. Dat is feitelijk wat er buiten de kerk ook veel gebeurt. Maar wat we binnen de kerk dus niet moeten doen. Namelijk: Kerst van zijn scherpe kant beroven.
Daarom komt het goed uit dat in deze laatste Adventsdienst zondag 6 aan de beurt is.
Die brengt eigenlijk de zachte en scherpe kant van Kerst naar voren.
Zachte is trouwens niet helemaal het goede woord. Maar ik weet even geen beter.
[2]Zondag 6 maakt duidelijk: wie Kerst zegt, zegt in één adem: Goede Vrijdag.
Of nog anders: wie zegt: geboorte van Jezus, zegt in één adem: de dood van Jezus.
Dat werd treffend geïllustreerd door de afbeelding die ik vorige week liet zien [preek over Ruth]. [3]
Je zag Ruth en Boaz met hun kindje Obed in de armen van zijn oma, Naomi.
Een mooi plaatje. Ontroerend.
Maar je zag op de achtergrond al: het kruis. Dat had degene die het getekend heeft goed begrepen. Hij had natuurlijk ook het babytje Jezus kunnen tekenen. In een kribbe of zo. Want baby Obed zou een voorvader van baby Jezus worden. Dus het helemaal niet raar geweest zijn om dan Jezus in de kribbe af te beelden.
Maar nee, deze tekenaar tekent op de achtergrond een kruis.
Ja, met een kroon eraan. De koning wordt gekruisigd.
We hebben veel stil gestaan bij het verhaal van Ruth de afgelopen weken. Een verhaal met veel mooie kanten. Van de menselijke kant bekeken, moet je dus zeggen: ja, zij [Ruth en Boaz] mochten meewerken aan de komst van de Messias. Prachtig! Maar … zij mochten meewerken aan de komst van iemand die geboren zou worden om aan het kruis te gaan sterven.
Dat zijn dus de twee kanten van Kerst. Die gaan we met hulp van zondag 6 vanavond naar voren halen.
[4]Het thema is: God moet mens worden
En ik heb dat thema zo onderverdeeld:
- Jezus werd onze broeder
- Om in onze plaats te staan.
- Heet Hem welkom in je leven!
1. Jezus werd onze broeder[5]
Daarmee bedoel ik: Hij werd een mens van vlees en bloed. Ik bedoel dus niet: Hij werd onze gelijke.
Want er is een heel groot verschil. Een enorm verschil. Niet dat het voor de mensen die in de tijd van Jezus leefden nou zo duidelijk was. En al helemaal niet toen Hij een babytje was.
Net als bij alle alle andere baby’s, zullen zijn ouders, Jozef en Maria, hem regelmatig hebben moeten verschonen. En Hij zal hen de eerste zoveel nachten wel aardig wat uit hun slaap hebben gehouden. En noem maar op.
En ook toen Hij later opgroeide: je kon aan zijn uiterlijk niet zien dat de Heilige Geest zijn vader was. Want zo staat het er: niet Jozef verwekte Jezus bij Maria, nee, ze zou zwanger worden door de kracht van de Heilige Geest. En dat was precies het verschil tussen Jezus en alle andere mensen.
[6]En toch kan en mag, en zelfs: moet ik zeggen: Jezus werd onze broeder. En daarmee bedoel ik dus: Hij werd net als jij en ik een echt mens. Echt een mens van vlees en bloed. Daarin zat totaal geen verschil. Als je het verschil wilt zien dan moet je het niet daarin zoeken.
[6.1]Nee, dan moet je letten op zijn wijsheid. Het viel de mensen in die tijd op.
En daarnaast [naast de wijsheid] moet je letten op zijn zondeloosheid.
Wat niemand kan, dat kon Hij wel: niet zondigen.
Wij kunnen niet anders dan wél zondigen, maar Hij kon niet anders dan niet zondigen.
Vandaar dat in de brief aan de Hebreeën staat: Hij stond bloot aan dezelfde verleidingen enzovoort als wij, alleen met dit verschil: Hij viel daardoor niet in zonde.
Dus als we zeggen: Jezus werd onze broeder, dan bedoelen we dus dat hij een echt menselijk lichaam aan heeft genomen. [7]Honderd procent mens.
En daar mag je zeker een stukje solidariteit in zien.
De HC heeft het erover dat de Middelaar [want daar gaat het in dit deel van de HC over, in het kader van onze rechtvaardiging] echt mens moest zijn. Vandaar het thema van deze preek: God moet mens worden. Want, zegt de HC, er moest een mens komen die voor de schuld van alle andere mensen zou kunnen betalen. En in één adem er achteraan: dat kan geen mens!
Dan blijft er maar één mogelijkheid over: die mens moet tegelijk God zijn. Honderd procent God.[7.1]
En zo heeft de kerk altijd de leer over de twee naturen van Christus beleden: God en mens. Beide ‘naturen’: 100% Daarom ook het thema: God moet mens worden. [God was Hij immers al]
Voor we naar het tweede punt gaan, wil ik eerst nog even hierop wijzen: het is dus “God wordt mens” en niet: “mens wordt God”. Logisch, zeg je. OK. Ik bedoel dit: God daalt – letterlijk en figuurlijk – af om mens te zijn. En als dat gebeurt, met Kerst, als Jezus geboren wordt, dan is Hij, Gods Zoon, dus één van ons. Maar dat Hij mens is, wil nog niet automatisch zeggen dat wij tot God/goden verheven worden. Dat kan het gaan betekenen in je leven. Maar dan wel in deze volgorde: Hij wordt één van ons, met als doel om ons één met Hem te maken. Zoals Luther het ons zonet Jezus liet toezingen: ‘werd onze broeder en door U zijn wij Gods eigen kinderen nu’.
Mag je dan niet zingen: ‘welk een vriend is onze Jezus’?
Jawel, zoals gezegd, er ligt een stukje solidariteit in de menswording van Gods Zoon. Het laat denk ik ook zien hoezeer Hij met de mensen begaan is. Ik noemde Hebreeën al even. Daar staat iets wat in die richting gaat, namelijk [2,16-18]:[8]
Het moge duidelijk zijn: hij [Jezus dus] is niet begaan met het lot van engelen, hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham. Daarom moest hij in alles gelijk worden aan zijn broeders en zusters; alleen dan zou hij in aangelegenheden tussen God en zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die verzoening bewerkt voor hun zonden. Juist omdat hij zelf op de proef werd gesteld en het lijden volbracht heeft, kan hij ieder die beproefd wordt bijstaan.
Nou – daar heb je het. Vanuit een enorme bewogenheid. Hij werd helemaal mens om zijn taak als priester, zijn taak als voorspraak [term 1 Joh. 2], bij God namens ons te kunnen vervullen.
[9]Het lijkt een klein beetje op een journalist die undercover gaat. Soms lees je dat wel eens. Bijvoorbeeld dat een journalist een half jaar als dakloze, tussen de andere daklozen, heeft geleefd. Om helemaal te ondergaan, te voelen wat dat is. En er dan over te schrijven, natuurlijk. Maar vaak zie je dan wel dat zoiets vanuit een enorme bewogenheid gebeurt. En van daaruit kan zo iemand dan ook echt iets betekenen voor de mensen onder wie hij geleefd heeft.
En je mag aannemen dat de – in dit geval – daklozen hem dan een beetje als één van hen zien. Een vriend.
Nou – je kunt het natuurlijk niet helemaal vergelijken, maar zoiets zit dus óók in de vleeswording van Jezus. Dus ja, je kunt dat lied best zingen: welk een vriend is onze Jezus.
Maar zing dan vooral ook de tweede regel: ‘die in onze plaats kwam staan’.
2. Om in onze plaats te staan[10]
Jezus werd onze broeder – maar dus wel met een heel speciaal doel: ‘om in onze plaats te staan’.
Ik heb nu al – niet per se nu net, eigenlijk al aan het begin van de preek – verklapt waar de HC al redenerend probeert uit te komen. Bij Christus. Bij het kind van Bethlehem. Maar de HC probeert, zonder de naam van Christus of Jezus te noemen, er in een paar stappen bij uit te komen.
Even kort hoe die redenering verloopt.
Die begint al in HC 4 en 5. De mens heeft een schuld bij God. En hoewel God zeer barmhartig is, is Hij ook rechtvaardig: zonde moet gestraft [HC 4]. Maar als dat zo is, hoe kunnen wij dan aan die straf ontkomen? Misschien door zelf te betalen? [nu zitten we in HC 5] Nee, dat gaat niet, als zondig mens maak je de schuld alleen maar groter. De mensheid kan zich niet zelf aan zijn haren uit het moeras trekken. Dat moet iemand anders doen. Maar, slot van HC 5: dat kan dan geen schepsel zijn. Een schepsel is nooit in staat om die enorme schuldenlast te dragen. Conclusie: dan blijft er maar één mogelijkheid over: de Middelaar/Verlosser moet wel God en mens tegelijk zijn. Zo eindigt HC 5.
Daar gaat HC 6 nu op door: hoezo God en mens?
Ik denk dat we nog het beste snappen dat de Verlosser goddelijk moet zijn. Maar dat de Verlosser ook mens moet zijn, dat is het meest ondoorgrondelijke. De HC zegt eenvoudig: Gods gerechtigheid – je zou hier ook kunnen zeggen: rechtvaardigheidsgevoel – eist dat. Als de mensheid gezondigd heeft, dan moet de mensheid ook betalen. Of iemand uit het geheel van de mensheid moet dat namens de mensheid doen.
Is dat logisch? Zit hier voor ons logica in? Misschien een beetje. Ik kwam ergens een mooie Bijbelse illustratie tegen die dit wat probeerde te verhelderen. En toevallig of niet: die illustratie betrof Boaz. [10.1]
Boaz die als losser optreedt.
Want, zo ging die redenering [van wijlen ds. Bremmer], een losser moest uit de kring van de naaste familie komen. Als er ergens in de familie een schuld is ontstaan, dan is dat een zaak van de familie als geheel. Daarbinnen moet het op-ge-lost worden. En dan is het meest naaste familielid de eerst aangewezen persoon. Zo luidde de wet op het losserschap zoals God die had gegeven. Een wet die natuurlijk ook heel goed past in een samenleving waar familie en familie-eer heel belangrijk zijn.
Trouwens, ook vandaag kunnen we dit nog herkennen. Het principe: binnen de familie help je elkaar. Misschien dat eer en schande bij ons minder een rol spelen. Maar ook dat vind je tot op de dag van vandaag in grote delen van de wereld: de schaamtecultuur, de shameculture.
Misschien dat christenen in Afrika veel beter dan wij meevoelen met zondag 6, zou zomaar kunnen.
De gedachte is dus deze: onze Losser, [Verlosser, maar immers zelfde woord!] moet dus familie van ons zijn. Lid van de mensenfamilie. En zo werd Hij onze naaste verwant, de enige binnen de hele familie om te lossen, voor ons allemaal tegelijk.
Ja, wat dat is het hele punt hier. Ik pak de redenering van Bremmer nog weer even op: zo’n losser moet natuurlijk wel kunnen lossen. Heel concreet: hij moet genoeg geld hebben, anders kan hij niet lossen, al zou hij nog zo graag willen. En zo kunnen we begrijpen dat de verlosser tegelijk ook God moet zijn. Alleen God zelf kan die enorme last dragen. Alleen God zou dan niet bezwijken.
[11=zwart]Ik heb geprobeerd de redenering van de HC wat inzichtelijk te maken. Ik zei al: een zekere logica zit er wel in. En dat probeert de HC uit te leggen zonder aanvankelijk nog de naam Jezus of de naam Christus te gebruiken. Die komt pas in het tweede deel van HC 6. Dan valt zijn naam: Hij, onze Here Jezus Christus, Hij is die God-en-tegelijk-mens. En bij antwoord 19 komt pas echt de aap uit de mouw. Dan wordt gevraagd: waaruit weet u dat? Dan is het antwoord niet: door logisch na te denken, door ’s even stevig te filosoferen. Nee: het verstand doet een stap terug en zegt: dit weten we uit het Heilig Evangelie. Daaruit blijkt dat zo’n Middelaar en Verlosser verwacht mocht worden. Eeuwenlang al.
Dat werk ik kort uit aan de hand van Zacharias [gelezen][12]. Aan zijn lofzang zie je: deze man kende de profeten. Hij wist wat er de eeuwen door beloofd was. We horen het hem zeggen: bij monde van de profeten is dit al voorzegd. Die zeiden: uit het huis van David zou de Messias voortkomen. En hij weet: deze belofte is al aan de aartsvaders gedaan. Ook zij hebben erover gesproken. En hij weet ook: er zal een tweede Elia komen, eentje die als laatste profeet de Messias zal aankondigen als degene die komt om [letterlijk uit lofzang van Zacharias:] zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden. En Zacharias’ zoon, Johannes de Doper, mag voor Jezus uitgaan, Hem aankondingen en zeggen: kijk, dit is Hem, bij Hem moet je wezen! Bij deze man van vlees en bloed.
Wat is het belang hiervan – dat dit al eeuwenlang aangekondigd is geweest? Je ziet het eigenlijk aan Zacharias. Deze man gelooft niet in een stuk theorie, los van de concrete werkelijkheid. Nee, hij weet: hier zit een hele geschiedenis achter. Al die aankondigingen, de eeuwen door, ze hebben geklonken. Door de geschiedenis heen loopt een spoor van God. Je kunt Hem niet zien. Maar je ziet wel zijn spoor. De geboorte van zijn Zoon, met Kerst, is misschien wel het allerduidelijkste spoor: een mens van vlees en bloed. God, die onze broe(de)r wordt – en in onze plaats gaat staan.
3. Heet Hem (dan ook) welkom in je leven[13]
Ja, dat is de oproep van Kerst. Ik vroeg aan het begin: ‘hoe vier je Kerst?’.
Want met Kerst werd Gods Zoon dus één van ons. Hij daalde af, Hij vernederde zich, om onze broer te worden. De vraag die Kerst je stelt: mag Hij ook jouw broer zijn?
Mag dat kindje in de kribbe, dat later zal uitgroeien tot [profetie Jesaja] de man van smarten, de man die al jouw en mijn zonden, tekortkomingen en gebreken wilde dragen, al onze ziektes op ons wilde nemen – mag hij ook jouw last dragen? Geef je die aan Hem? Mag Hij zo’n broer voor je zijn. Je grote broer?[14] Je allergrootste broer? [14.1]Mag Hij ‘jouw Here Jezus Christus’ zijn? [zinspeling op antwoord 18, intiem: ‘onze Here Jezus Christus’] Mag Hij jou [ook weer woorden van Zacharias] Gods liefdevolle barmhartigheid bewijzen?
En mag Hij jou dan ook [zonder kan het niet] wijzen op je tekortkomingen[14.2], je zonden enzovoort? In de komende maanden zal er ongetwijfeld regelmatig gepreekt worden over Jezus, gebeurtenissen uit het leven van Jezus aan de orde komen. Dan zien we Jezus, onze broer, aan het werk. En dan wijst Hij soms vlijmscherp dingen aan. Mag Hij als broer dat ook bij jou doen? Wil je je door Hem laten gezeggen?
Als we Jezus vanuit de Evangeliën volgen op zijn levensweg: ga je mee als zijn discipel? Wil je steeds bij Hem zijn – dus niet alleen met Kerst, omdat Kerst zo’n knus feest is – maar steeds, omdat je wilt horen wat onze broer te zeggen heeft?[14.3] En daarnaar wilt leven?
En dan gaat het echt wel om meer dan alleen dat je gelooft dat dankzij Hem al je zonden zijn vergeven. Want: wil je dan ook van Hem horen en aannemen hoe dat in je leven van elke dag gestalte mag krijgen?
Hoe vier ik dus Kerst? Zoals gezegd: het gezellige, knusse mag er echt wel zijn. Ik stel op dat punt geen versobering voor. Nee, want dat het Licht van de wereld [met hoofdletter] geboren is, is echt wel reden tot feest. Laat daar de kaarsen enzovoort maar naar verwijzen.
Want Jezus is dus niet los verkrijgbaar. Kerst is niet los verkrijgbaar.
Erken het kind van Bethlehem als een van ons. Als je broeder. Je broer. Kniel voor je broer, die tegelijk God is. Laat Hem, die solidair werd met ons, als een broer je God zijn. [14.4]Laat dit familielid je in alles mogen helpen. Weet je door het kruis met Hem zo verbonden dat je zonder dit wonder te begrijpen het aanbidt en gelooft: door onze broer ben ik Gods kind. Heet Hem op die manier welkom in je leven.