‘Als God het wil’

Preek n.a.v. Jakobus 4: 13-17

Ds. Maarten van Loon, Dalfsen-Oost, 31 augustus 2014

 

[1=zwart]

Plannen maken. Plannen. We doen het allemaal. Op allerlei terreinen.

Soms plannen we al ver vooruit. Soms wel een jaar.

De zomervakantie is nog niet voorbij of we maken plannen voor volgend jaar: waar zullen we dan naartoe gaan? Of gaan we hier weer heen?

Stelletjes die willen gaan trouwen, plannen dat vaak al een jaar van te voren.

Menig gezin: planbord[2]. Met de weekdagen erop: wie heeft wanneer wat. Want in ons jachtige leven moet alles goed op elkaar afgestemd.

Laatst vertelde iemand mij dat hij en zijn vrouw alle afspraken rechtstreeks in elkaars mobiele telefoon zetten. Kan tegenwoordig. Synchroniseren met elkaar.

Plannen maken – plannen: je ontkomt er niet aan.

Privé, thuis, in je gezin niet. In de kerk niet [themaboekje, -zondagen]. En ook op het werk niet.

 

Werk; ook veel plannen. Er zitten hier ook ondernemers. Net als in die gemeentes waar Jakobus zijn brief aan schreef.

Nou, als ondernemer moet je soms nog wel verder dan een jaar vooruit denken. Een strategie bepaald: waar willen we over 5 jaar staan?

Projecten moeten worden uitgerold – en dat gaat nu eenmaal niet zonder een nauwkeurige planning.

Sommige bedrijven hebben zelfs een afdeling die zo heet: de afdeling planning.

[3=zwart]

Zegt Jakobus nu: ho, wacht even? Dat mag niet? Nee.

De Bijbel is niet tegen plannen maken. En ook niet tegen plannen.

Ook Jakobus laat het staan. Hij zegt alleen: mensen, maak altijd een voorbehoud.

 

Zeg niet: ik ga volgend jaar dit of dat doen. Nee, zeg: ‘als God het wil, ben ik volgend jaar in leven en zal ik dat-en-dat doen’.

 

Deze tekst wordt dan ook wel het ‘voorbehoud van Jakobus genoemd’. Vroeger zeiden we dan ‘zo de Here wil, dan …’ – hoor je nog wel, maar tegenwoordig vaker zoals het nu in de NBV staat: ‘als de Heer het wil’, dan …’[4] Zonet nog bij de afkondigingen.

Zo zeggen we dat wel.

In aankondigingen en uitnodigingen kun je soms ook de afkorting D.V. zien staan.[5]

Deo Volente = Latijn = ‘Als God wil’ [hier een paar uit mijn kaartenverzameling …]

 

Kortom, in de christelijke traditie is deze tekst van Jakobus opgepikt en in ons spreken en schrijven terecht gekomen. En terecht.

 

Want: dit raakt aan wat het is om christen te zijn. Om een christelijke levenshouding te hebben.

Daarom gaan we dit voorbehoud eens nader onder de loep nemen.

We gaan ’s even precies kijken: welk voorbehoud wordt hier nou eigenlijk gemaakt?

[6]

Als je goed kijkt zijn het er twee. Of bestaat het uit twee delen.

Je kunt de zin als het ware in 2-en knippen. Als de Heer het wil dan …

Zijn we dan in leven;

Zullen we dit of dat doen.

Iedereen snapt wel: als aan 1) niet is voldoen dan komt er van 2) ook niks meer terecht.

Maar goed, het is denk ik toch nuttig om ze even uit elkaar te halen en één voor één te bespreken.

 

1. Als de Heer het wil, zijn we dan in leven [7=zwart]

Het leven is kwetsbaar. Jakobus heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij zegt: je kunt nog niet eens een dag vooruit kijken, laat staan een jaar. Er kan van alles met je gebeuren waardoor je plannen geen werkelijkheid gaan worden – en het meest extreme is dan natuurlijk dat je, terwijl jij plannen had voor volgend jaar, je er morgen al niet meer bent. Dat je vannacht overlijdt. Zulke dingen gebeuren immers. Het overkomt niet alleen die dwaze man in de gelijkenis van Jezus. Die man die dacht lekker de bloemetjes buiten te kunnen gaan zetten – maar de dood kwam er tussen. Bij hem staat er dan zelfs: God eiste zijn leven op.

Maar goed, dat kan mij ook gebeuren. Wie kan hier met zekerheid zeggen dat je er morgen nog bent, hier, in dit leven?

 

Ja, niemand natuurlijk. En dat weten we allemaal wel. Het klinkt niet echt vrolijk zoals Jakobus dat beschrijft, maar allemaal weten we het ergens wel en als we er – zoals nu – even over nadenken, geven het toe: dat beeld van dat dampje dat klopt wel. Vanuit God bezien, vanuit tijd en eeuwigheid is de mens inderdaad maar een dampje. Meer niet.

 

Bij mij komt het beeld op van een ochtendmist[8] [september/oktober …?].

Zodra de zon erbij komt, er vat op krijgt: weg. De damp die boven de velden hing – weg is-ie. Verdampt. Je ziet ‘m niet meer, want hij is er niet meer.

Of ’s winters als het koud is – dan zie je net zoiets.[9] Blaas je adem maar eens uit: dan zie je vaak zo’n wit wolkje. Eventjes en dan is-ie al weer weg.

 

Nou, zegt Jakobus, zijn jullie soms vergeten dat het zo is? Dat je als mens eigenlijk zo’n dampje bent.

Even ben je er: opgaan. Even blinken. En dan weer verzinken. Weg.

God hoeft maar even te blazen en weg ben je. Zoals dus bij die rijke, maar dwaze man gebeurde.

[10=zwart = laatste dia]

Wat wil Jakobus hier nou mee zeggen?

Ik denk dit: mensen besef dat je het zelf niet in de hand hebt. God leidt je leven. Hij gééft je leven en geeft je tijd van leven. Hij gaat daarover.

Het gaat zelfs nog dieper: jouw leven is ten diepste niet van jou: je leven is van God. En je uren, dagen, maanden, jaren krijg je van Hem.

 

Ik zeg benadruk dat expres even. Om te voorkomen dat we vanuit deze tekst vanmorgen een soort dreigement meekrijgen. Of bij een God van willekeur uitkomen. Een God die het leuk vindt om af en toe in zijn vingers te knippen en dan mensen dood te laten neervallen. En misschien ben jij dat wel. Dat kun je toch niet weten?

Maar zo is het niet. Zo kennen we God toch niet? Dat kun je toch geen vaderlijke zorg noemen? [kijk eens naar Psalm 10-3. Berijmd vers 6 en 7 (gezongen)]

 

Wat we moeten meenemen is: onze leven, onze tijd – die zijn van Hem. Hij bepaalt die. Daarover heeft Hij de controle. Hij bepaalt niet alleen hoeveel tijd je krijgt. Hij wil ook graag dat je die tijd goed gebruikt.

 

En nu kom ik bij het tweede deel van het voorbehoud.

 

2. Als de Heer het wil, zullen we dit of dat doen

Ik denk dat dit de hoofdgedachte is van deze tekst.

Niet dat het eerste niet waar is. Dat God bepaalt of we volgend jaar nog leven.

Dat is natuurlijk hartstikke waar.

En ik zei al: als ik volgend jaar niet meer leef, dan zal er zeker niks van mijn plannen terecht komen.

 

Maar goed, dat stukje halen we er nu dus even tussenuit. En bekijken dus het tweede (deel van het) voorbehoud: Als de Heer het wil, zullen we dit of dat doen.

 

Dit gaat dieper. Want als je het zo zegt, als je in één adem Gods wil noemt met jouw plannen, dan kan het haast niet anders of je denkt: hé, wat ik allemaal wil, van plan ben, zeg te zullen gaan doen – zou dat wel Gods wil zijn? Wil Hij wel dat ik dit of dat ga doen? Of zou Hij misschien iets anders willen?

 

Het begint dus al bij het maken van plannen. Daar ga je al op zoek naar Gods wil.

Ik zeg niet dat je die altijd kunt kennen. Heel vaak niet, denk ik. Natuurlijk, als het om dingen gaat die heel duidelijk in de Bijbel staan dat God die niet wil, die Hij verbiedt. Of positief: om dingen die God graag ziet dat je doet. Waar niet een verbod, maar juist een gebod voor is. Dan hoeft het niet zo moeilijk te zijn.

Maar vaak gaat het niet om zulke dingen.

Als je bijvoorbeeld overweegt een studie op te pakken naast je werk en gezin – dan vind je niet direct aanwijzingen in de Bijbel. En je krijgt het meestal ook niet rechtstreeks op een briefje.

Als je je afvraagt of er ruimte is voor meer kinderen in je gezin. Eigen kinderen. Of pleegkinderen. Of kortdurende opvang.

Als je gevraagd wordt om catecheet of mentor te worden in het nieuwe jeugdwerk.

Als je overweegt een ander huis te gaan kopen. Of een andere baan te zoeken.

Of – heel anders – of die jongen of dat meisje inderdaad de ware is of toch niet …

En noem maar op …

Van al dat soort dingen kun je niet altijd zomaar zeggen: o, dat en dat is Gods wil.

 

Maar juist daarom dit voorbehoud! Want al wikkend en wegend, rekening houdend met Gods Woord en al bidden om inzicht, om wijsheid door de Heilige Geest, zet je koers uit. Nogmaals: plannen maken wordt nergens verboden in de Bijbel. De vraag is: mag Hij daarin de belangrijkste stem hebben? Heeft Hij het bij het plannen maken voor het zeggen? Nog ietsje verder/dieper: heeft Hij de controle over mijn leven? Of wil ik die zelf houden?

 

Ik kan je vertellen: dat laatste ligt altijd op de loer. Is nooit ver weg.

Toen ik eind 2005, begin 2006 erover nadacht om alsnog theologie te gaan studeren met de bedoeling om dominee te worden – toen speelde heel sterk: ja, maar straks lukt het niet, haal ik de eindstreep van de opleiding aan de TU niet. Ik wilde zeker weten dat dat wel zo zou zijn. En daar had ik ook een reden voor. Want zei ik tegen mezelf: je kunt het je gezin niet aandoen als het een bevlieging is. Als het nou mislukt, dan hebben we samen een behoorlijk probleem.

En ik dacht ook aan die uitspraak van Jezus: ‘wie een toren bouwt, berekent toch eerst de kosten?’ Je kijkt of je wel geld genoeg heb. Want anders staat er straks een half affe toren en lacht iedereen je uit.’

 

Maar eigenlijk zat het vast op controle, het niet uit handen willen geven. Dat lukte pas nadat een wijze ouderling tegen me had gezegd: ‘joh, alle signalen staan op groen. Dus ga nou maar, als God niet wil dat jij dominee wordt, houdt Hij je wel ergens tegen.’ Zo had hij zelf op een kruispunt in zijn eigen leven ook een belangrijke beslissing genomen.

Ik [wij] heb zijn advies opgevolgd. En wat bleek? God hield me niet tegen. Hij liet me juist op allerlei manier zien en ervaren [o.a. hiervandaan, door mailtjes of gesprekken als ik een keer in mijn ‘studententijd’ had gepreekt; hoe de catechisaties liepen] dat ik door kon en mocht gaan.

 

Ik vertel dit overigens niet als een soort ‘successtory’. Dat ik zo goed bezig was. Want er waren in die jaren ook dingen waar ik, zeker als ik er achteraf op terug kijk, niet trots op ben. En ook durf ik wel te zeggen dat het zelf de controle willen hebben, nooit helemaal weg is geweest.

En toch … in alle bescheidenheid: zo kun je dus als mens proberen je antenne af te stemmen op wat God zegt. Op de richting die Hij wijst. Door gebed. Door op te merken wat er gebeurt in je leven. Of er misschien ergens deuren open gaan, of juist dicht. Iemand zei eens: als God ergens een deur dicht doet, zet Hij ergens anders vaak een raam open …

 

En dat vraagt een fijne afstemming – om maar even in het beeld van een antenne te blijven. Om een levende omgang met God. Open staan voor wat Hij op allerlei manieren duidelijk maakt.

 

Dat is denk ik ten diepste wat er mis was met die kooplieden die Jakobus hier heel rechtstreeks aanspreekt. Natuurlijk mogen zij wel handel drijven. En in die tijd kon het ook zomaar dat je daarvoor een jaar van huis was. Met een zeilboot ging je dan met je handelswaar de toenmalige wereld rond.

Maar: waar is hun afstemming op Gods wil? Vers 16 maakt duidelijk: hun houding is ‘Ik bepaal de koers van mijn leven’ en ze scheppen erover op. Ze zijn christen, maar denken dat ze zelf in elk opzicht aan het roer staan.

 

Omdat Jakobus hier wat kort over is, is het lastig uit te maken wat precies het punt is richting die kooplieden. Ik denk dat de gelijkenis van de dwaze man [Luk. 12] ons kan helpen.

 

En dan pik ik daar vooral even uit die vraag naar Gods wil. Of eigenlijk het ontbreken daarvan.

 

Je zou denken: wat doet hij nou verkeerd? Dat jaar een grote oogst. Groter dan ooit. Zoveel dat hij het niet allemaal kan opslaan. Het is toch verstandig dat hij maatregelen neemt. Hij kan het toch moeilijk laten wegrotten. Geen gek plan: extra schuren bouwen.

Maar … we lezen niet dat Hij God vraagt wat Hij moet doen.

De dwaas – zo noemt Jezus hem – gebruikt 65 woorden. En 10 van die 65 woorden zijn ‘ik’ of ‘mijn’.

Ik – ik – ik.

Het gaat puur om hem. En dat hij zal genieten.

Hij vraagt niet of er misschien een bedoeling zit achter die rijke oogst.

Jezus vertelt dit verhaal direct na een stevige waarschuwing: pas op voor hebzucht. Dat is dus: alsmaar willen hebben en alsmaar meer willen hebben. Méér, méér, méér.

Ik heb me laten vertellen dat mensen die al heel veel hebben en dus echt niet meer nodig hebben, juist een sterk verlangen krijgen naar meer. Het geeft een kick of zo. En soms frauderen mensen die alles hebben wat hun hartje begeert [zou je toch denken] en nemen ze enorme risico’s om maar meer te krijgen. Vaak ten koste van anderen - op een oneerlijke manier

 

Deze man ziet maar één ding: hij kan nog rijker worden.

Hij geeft er geen blijk van dat hij zijn rijkdom wil gaan inzetten voor zijn naaste.

Dat anderen die het nodig hebben mogen profiteren van zijn goede oogst.

Nou ja, ‘zijn’?

Ergens wel. Maar het is altijd God die geeft. Die laat groeien. Die zegen geeft over gewas en arbeid.

En het is ook niet ‘zijn’ oogst, want God geeft je in dit leven niet geld en goed om alles voor jezelf te houden. Nee, Hij vertrouwt je die dingen toe – mooi woord in dit verband, toevertrouwen – om daarmee goed te doen. Nadrukkelijk zegt Hij in het OT dat armen en behoeftigen er recht op hebben te krijgen wat zij nodig hebben. In die zin kan deze man nooit zeggen dat het allemaal van hem is.

 

Als deze man nou eens gezegd had: “Als God het wil, dan zal ik leven en schuren bouwen en alles daarin opstapelen, zodat ze tjokvol zitten. En dan zal ik het er lekker van nemen. Wat heb ik toch een mooi leven, zeg. Ik ga genieten!”

Nou, dan zou hij hopelijk horen dat dit kortsluiting oplevert. Dat hij bij zichzelf zou denken: moet je nou ’s horen wat je zelf zegt … en leg dat nou eens naast wat God zegt in de Bijbel.

* * *

 

Het is tijd om samen te vatten en tot een soort van conclusie te komen.

 

De diepere les uit Jakobus 4 is dat wij bij al onze plannen, voornemens enz. moeten vragen naar Gods wil. Dus: niet eerst plannen maken en dan er aan toevoegen: o ja, dat is natuurlijk even onder voorbehoud, want misschien neemt God me wel eerder uit dit leven weg. Ik ben immers maar een damp.

 

Nee, het begint al bij het plannen maken. Dat mag je rustig doen. Maar: Betrek God daarin.

Niet achteraf: zegen dit of dat; of er even DV bij zetten.

Dat is God voor je karretje spannen.

Nee, in het voortraject. Bid maar: Heer, ik overweeg dit of dat. Wilt u die overwegingen leiden? Laten zien wat uw wil is?

 

Kortom, je plannen aan God voorleggen.

En ze vervolgens ook in zijn hand leggen bij de uitvoering. Hem ze te laten leiden en als Hij op een gegeven moment toch een andere weg wijst, Hem jou die weg dan te laten gaan. Iemand zei eens: als God ergens een deur dicht doet, doet Hij vaak ergens anders een raam open. Stem je antenne daar op af!

Zodat je de signalen oppikt.

En zeg/bid altijd: uw wil geschiede. Want dat zal toch het beste zijn?

Al je plannen, al je tijd - leg ze maar in de hand van God. Vertrouw ze maar aan Hem toe.