Vol verwachting klopt Gods hart
Preek n.a.v. Jona 3 en (vooral) 4
Ds. Maarten van Loon, december 2014, tweede zondag in de Advent.
Vol verwachting klopt Jona’s hart …
De is klus geklaard.
Uiteindelijk heeft hij dan een aantal dagen lang gepreekt tegen Ninevé:
nog 40 dagen en dan is het finito met jullie!
En nu afwachten: zou Nineve vernietigd worden? Over minder dan 40 dagen zal hij het weten …
Vol verwachting klopt Gods hart.
Voor Ninevé: zullen ze zich bekeren? [vorige keer]?
Maar in dit laatste hoofdstuk vooral: zal Jona zich bekeren?
Vol verwachting klopt zijn hart voor Jona. Zal hij de les oppikken?
We zullen het nooit weten. Want het boekje heeft een open eind.
Bedoeld denk ik om zelf in te vullen.
Gods hart klopt namelijk ook vol verwachting voor u/j/m, voor ons.
Zullen wij de les oppikken? De les van het laatste hoofdstuk.
Jona – hij heeft zich geïnstalleerd. Het zich gemakkelijk gemaakt. Een hutje gebouwd. En nu zit hij in de schaduw ervan af te wachten.
En dan laat God ook nog eens een wonderboom opschieten. Nu heeft hij pas echt schaduw.
En voor het eerst – en het is gelijk ook de enige keer - is Jona ’s een keer blij. Opgetogen is hij over die wonderboom. Wat een zegen!
Ja, wat een zegen. Die hoort bij het leven van diegenen die in de schaduw van de Allerhoogste verkeren. Kijk, dan is het leven goed.
Dat brengt me gelijk bij het eerste wat er mis is met Jona: zijn wereldbeeld.
Jona heeft een heel simpel, heel zwart-wit wereldbeeld.
Je hebt in de wereld goeien en kwaaien.
De goeien verdienen zegen en de kwaaien verdienen straf. Moeten zonder pardon vernietigd worden.
Dat wereldbeeld is veel te simpel. Om niet te zeggen: helemaal fout.
Vorige week zagen we: God wil niet dat de kwaaien verloren gaan. Nee, Hij wil juist dat ze zich bekeren. Hoeveel kwaad ze ook hebben gedaan. Dat maakt Jona niet mee. En ik ben bang: dat vinden wij ook heel moeilijk. ISIS moet zich vooral niet bekeren. Nee, ze moeten gestraft worden.
Vandaag komt daar iets bij.
Kijk maar eens naar dat laatste vers van het boekje Jona. Daar gaat het over mensen die het verschil tussen links en rechts niet kennen. En dat God verdriet heeft over zulke mensen. Het gaat hem aan het hart dat deze mensen zo zijn als ze zijn, dat ze het verschil tussen links en rechts niet kennen. D.w.z: het verschil tussen goed en kwaad niet kennen. Nog anders gezegd: ze zijn geestelijk gezien de weg helemaal kwijt.
En dat is erg. Dat vindt God erg. Daar heeft Hij verdriet over. Verdriet over het feit dat mensen in duisternis leven. Daarin terecht gekomen zijn.
En daarom is dat simpele wereldbeeld van ‘je hebt goeien en kwaaien’ zo verkeerd.
Ja, aan de ene kant zijn mensen zelf helemaal verantwoordelijk voor wat ze doen.
Maar aan de andere kant hangt wat mensen doen, hoe ze zich ontwikkelen enzovoort zo ontzettend sterk van de omgeving af waar je opgroeit. Wie in zijn leven weinig liefde heeft gehad, weet niet wat liefde is. Niet echt. Kan een ander niet of moeilijk liefhebben. Als je in een crimineel milieu opgroeit: dikke kans dat je zelf ook in het criminele circuit terecht komt. En ga zo maar door.
Nu denken sommige uitleggers dat er met ‘mensen die het verschil tussen links en rechts niet kennen’ kinderen worden bedoeld. Zou kunnen – maar er staat wel gewoon mensen i.p.v. [veel logischer] kinderen. Maar denk nou eens aan al die ISIS mensen. Mensen die ook het verschil tussen links en rechts niet kennen, helemaal de weg kwijt zijn, echt in duisternis leven – ik kan het niet anders zien – hoe zou dat zou gekomen zijn? Dat kan toch alleen als je door je opvoeding bijvoorbeeld op dat spoor gekomen bent?
Bij ISIS zie je dat in uitvergrote vorm. Maar in het algemeen werkt het – helaas – vaak zo: bepaalde zonden zie je soms generaties lang doorwoekeren. Zoals de ouders zongen, piepen de jongen.
En dat mechanisme – die ketting - moet doorbroken worden.
Jona heeft daar niks mee. In zijn wereldbeeld is er geen plaats voor het verdriet dat God hierover wél heeft.
En bij u/j/m: is daar plaats voor?
Het is Advent en dan hebben we het over Gods omzien naar deze wereld in nood. Zien wij het ook als nood? Of zien we alleen maar kwaad dat zo gauw mogelijk uitgeroeid moet worden? In het groot. En in het klein: ik wil er niks mee te maken hebben.
Ik moest denken aan wat er zowat op de dag af 25 jaar geleden gebeurde. Vlak voor Kerst. In november was de Berlijnse muur gevallen. [bijzondere, enerverende tijd] En stapje voor stapje, land voor land, ging het ijzeren gordijn steeds verder open. En vlak voor Kerst ook in het laatste land: Roemenië. Op een gegeven moment kwam het nieuws dat dictator Ceaușescu was afgezet en na een heel kort proces voor een vuurpeloton was gebracht. We waren blij, ik ook. Blij met de revolutie, met de val van Ceaușescu en ik had er geen problemen mee dat ze hem na een heel kort proces hadden gedood. Hij had het verdiend. Zonder twijfel.
In de afgelopen jaren had je Saddam Hoessein en Bin Laden. Goed dat die er niet meer zijn, dat ze gevonden zijn en berecht. Geëxecuteerd. En vandaag is er ISIS. ISIS dat zoveel slachtoffers maakt. Elke ISIS strijder die gedood wordt door wie dan ook is er weer eentje minder. Net goed – denk je als je leest van een succesvolle aanval op ISIS waarbij strijders zijn omgekomen.
Herkenbaar?
Maar God – Hij huilt erom.
Ik zeg niet dat Hij acties tegen ISIS afkeurt. Maar net als in Ninevé dreigde te gebeuren, komen hier mensen om die in duisternis leven, maar tegelijk mensen zijn die Hij naar zijn beeld had geschapen en met wie Hij iets heel anders voor ogen had. Er is geen mens in de hele wereld waar God niet om geeft. [dat is weer dat andere wereldbeeld] En waar Hij – als ze zich van Hem bewust of onbewust afkeren – geen verdriet om heeft.
Jona heeft daar geen oog voor.
Hij lijkt alleen oog te hebben voor zichzelf.
Hij windt zich niet op over die 120000 mensen, maar wel over dat wonderboompje dat opeens helemaal verdord is. Ja, want nu kan hij niet meer zo lekker in de schaduw zitten. “Waarom doet God dat? Waarom neemt God de zegen die Hij met de ene hand gaf met de andere hand weer weg. Ik heb er maar een dagje van kunnen genieten. En nu ook nog eens die loeihete oostenwind. Niet te harden.” En Jona is boos. Niet voor het eerst is Hij boos op God.
Jona heeft nog altijd niks geleerd. De boom was als les bedoeld. Hij had moeten beseffen: wat een onverdiende genade. Ik krijg zomaar van God deze wonderboom. Ik heb er niks voor gedaan. Ja, ik heb gepreekt - uiteindelijk, maar daarvóór was ik eerst wel weggelopen.
En trouwens, je kunt je afvragen hoe van harte hij gepreekt heeft. Hij moest woorden spreken die God hem zou zeggen. Maar het lijkt er wel op dat hij vooral het oordeel heeft benadrukt. Zonder de genade: “Nog 40 dagen en dan wordt Ninevé weggevaagd.” [subtiel van de schrijver: dit geeft hij als enige door van Jona’s prediking].
Nee, als hij even had nagedacht, had hij kunnen weten dat God niet bijster tevreden zou zijn over zijn gedrag van de afgelopen tijd. En dan toch dat wonderboompje. Dat had te denken moeten geven.
Dat was Gods bedoeling ermee: Hem iets heel belangrijks laten zien. Maar het werkt niet bij Jona. Jona is hardleers. Net als wij zo vaak – zeg ik er maar even vragenderwijs, voorzichtigjes achteraan.
En als het dan niet werkt – die zegen bij Jona – dan haalt God de zegen weg.
Ja, dat kan God doen. Ik zeg niet dat Hij dat altijd doet. Maar als jij de zegen voor jezelf houdt, egoïstisch bent net als Jona, dan doe je niet wat Gods bedoeling is met die zegen. We zingen graag dat zegenlied [straks ook weer] “Zegen mij op de weg die ik moet gaan” en dan is er op een gegeven moment die prachtige regel [zing die ook bewust!]: “Zegen mij om de ander tot zegen te zijn”.
Ja mensen, zegen is bedoeld om uit te delen. Zodat de zegen zich vermenigvuldigt. Zodat duisternis verdwijnt en er ook daar licht komt.
Wij bouwen ook zo onze hutjes. Nou ja, wel iets meer dan hutjes. Huizen, met CV installaties, zodat we er letterlijk en figuurlijk warmpjes en comfortabel bij zitten. En we weten ons gezegend, want we hebben het – gemiddeld genomen – goed. Ja, wij zijn gezegende mensen.
Maar wat doen we met die zegen? Dat is het open einde van het boek Jona.
Gaan we die zegen uitdelen?
Of zitten we er warmpjes en comfortabel bij en zeggen we hoofdschuddend – als we het journaal zien, bijvoorbeeld: “het is toch wat. Wat een toestand in de wereld. Wat een duisternis. Laat God er maar gauw een einde aan maken!”
Wij creëren een comfortzone om eens heen. En daar zijn we graag. Dat hoeft niet per se erg te zijn. Het is pas erg als je het combineert met het wereldbeeld van Jona: goeien en kwaaien en zegt: “Ik hoor bij de goeien”. Het is pas erg als je die comfortzone niet wenst te verlaten. Als je Gods liefde niet doorgeeft. Als je naast verontwaardiging over ISIS niet ook verdriet en medelijden voelt. Als er alleen maar boosheid is over alle kwaad in de wereld.
Uiteindelijk snap je dan niet dat zegen ook inderdaad zegen is. Dat het ook in jouw leven genade is.
Daarom is het mooi en betekenisvol om in deze tijd van Advent het Avondmaal te vieren. Advent is immers: Hij komt. Hij komt niet uit boosheid – dan was Hij niet gekomen – maar uit verdriet. Uit medelijden. Ontferming met mensen die, uit zichzelf, het verschil tussen links en rechts niet kennen. Uit genade.
Avondmaal: je pakt de genade beet, je eet en drinkt het in, die genade.
Vol verwachting klopt zijn hart. Gods hart. Wat gaat u, jij ik doen? Ga je ervan uitdelen? Of houd je het allemaal voor jezelf? Blijf je in je comfortzone of ga je er op uit? Pas je je wereldbeeld aan? Gooi je, om even bij het themaboekje aan te sluiten, het net ook aan de andere kant uit?
Vol verwachting klopt Gods hart ….
Amen.