“In mensen een welbehagen”

Preek n.a.v. Lucas 2: 14c

Ds. Maarten van Loon, Kerst 2014

 

[dia 1 laten staan tot preek echt begint en dan dus: dia 2=zwart]

Een aantal jaar geleden was er eens een Duitse journalist, die wilde schrijven over hoe het is om als dakloze te leven. Zodat er aandacht kwam voor wat er allemaal schuilgaat aan problemen achter het dat woord ‘dakloze’. Zodat de politiek maatregelen kan gaan nemen.

 

Deze man had echt hart voor deze mensen. Was met hun lot begaan.

 

En toen deed hij iets heel bijzonders: hij besloot om zelf een paar maanden dakloos te worden.[3]

Om precies te zijn: de wintermaanden. Voor een dakloze de moeilijkste maanden van het jaar. Want dan is het koud en nat.

 

Hij trok oude kleren aan, gaf zijn sleutels, bankpassen enzovoort af aan een goede vriend.

En zei tegen die vriend: je mag ze me pas na de winter weer teruggeven.

En hij ging de straat op. Hij sliep in opvanghuizen, in een oude bunker. Kreeg ruzie met een andere, dronken dakloze.

 

Soms kreeg hij wat van mensen. Anderen gaven hem alleen maar een meewarige blik. Weer anderen zeiden dat-ie moest ophoepelen.

 

Hij was echt helemaal een dakloze. Gedroeg zich als een dakloze en werd door iedereen zo gezien.

En hij was ook een dakloze. Hij werd echt één van hen.

 

Hij werd één van hen, was één van hen.

En zo kon hij hun zo goed mogelijk begrijpen. En later ook helpen.

 

* * *

 

Hij werd één van hen.

Dat is wat Jezus ook deed. [4] Hij werd één van ons. Hij werd mens. Hij kroop in onze huid.

 

Dat deed Hij heel bewust. Mens worden, in onze huid kruipen.

Want zo laat God heel duidelijk zien, precies wat die engelen zongen: in mensen een welbehagen

[5]Even met nadruk op mensen.

 

God heeft in mensen een welbehagen.

Welbehagen: een beetje een moeilijk woord. [zo zingen we het … straks aan het eind ook weer]

Het betekent iets als: plezier hebben in, hart hebben voor.

Of liefde hebben voor.

Dus die laatste regel uit dat lied van de engelen [in mensen een welbehagen] betekent dus:

God heeft plezier in, heeft hart voor mensen. Houdt van mensen.

 

En dat God van mensen houdt, dat zijn hart gaat naar hen uit gaat - dat is vanaf het allereerste begin al zo geweest. De mens is zijn speciale schepping.

 

We hebben er dit jaar al een paar keer bij stilgestaan: vanaf het begin heeft God wat met de mens.

De mens is zijn bijzondere creatie, schepping.

 

Alles is zijn schepping. Alles was bij de schepping goed. En met de mens erbij, dan is alles ‘zeer goed’.

De mens als kroon op de schepping. De mens, geschapen naar het beeld van God.

Geschapen om in harmonie met elkaar en met God te leven.

Om samen ervan te genieten. Genieten van die ‘heelheid’: dat alles zeer goed, volmaakt was. Perfect.

Super tov. Tov = Hebreeuws voor goed.

Dus alles was aan het begin: super tov!

En God, heel tevreden keek Hij naar alles wat Hij gemaakt had.

Hij had er – om dat woord maar weer even te gebruiken – een welbehagen in.

In alles. En in het bijzonder in de mens.

 

[6=zwart]Maar dan gaat op een kwade dag mis. Grondig mis.

De mens valt in zonde. Voortaan is het niet meer zo “zeer goed”.

Nee, eerder zeer slecht. Bij tijd en wijle bar en boos.

Wij weten er allemaal uit eigen ervaring van.

Het zeer goed – ja, daar zijn nog wel echo’s van.

Je merkt in allerlei dingen nog wel sporen van het zeer goed.

Gelukkig wel. Want anders zou het helemaal niet meer te harden zijn hier.

 

En in die situatie wil God nu verandering brengen.

In de Bijbel kom je het telkens tegen: Hij laat de mens niet los.

Verliest zijn liefde voor de mensen niet.

Nee, Hij blijft een welbehagen in de mensen hebben.

 

En dat laat God met Kerst op een heel bijzondere manier zien. [7] Namelijk door zelf mens te worden.

 

Hij, de Zoon van God, zelf God. Eén van de Drie: Vader, Zoon en Heilige Geest.

Hij, de Zoon, wordt mens.

Echt helemaal mens. Net als wij.

Echt van vlees en bloed.

Om het weer in de taal van Genesis, in scheppingstaal te zeggen: vlees van mijn vlees, been van mijn gebeente.

Zo mag je Jezus zien: “vlees van mijn vlees, been van mijn gebeente”.

De Bijbel zegt: Hij werd in alle opzichten aan ons gelijk.

Met maar één verschil: de zonde. Hij zondigde niet.

Maar voor de rest: helemaal aan ons gelijk.

Hij deed – andere Bijbelplaats – afstand van zijn hoge positie.

Legde zijn godheid af.

Net als die journalist, die zijn sleutels en bankpassen enzovoort bij een goede vriend in bewaring gaf.

Zo ook Jezus: Hij mocht pas de hemel weer in nadat Hij zijn missie als één van ons had volbracht.

En trouwens: Hij is nog steeds één van ons. Want Jezus is lichamelijk naar de hemel gegaan!

 

Iemand noemde dit eens: Gods handtekening onder de schepping.

En dan vooral zijn handtekening onder de mensheid.

Want dat God mens werd en op aarde kwam wonen, vrijwillig deel had aan dit bestaan – dat laat zien: Ik wil één van jullie zijn.

Dat laat bewogenheid zien. Solidariteit. Medelijden.

En dat tekent God.

Dat Hij deze weg kiest op er iets aan te doen.

Aan de zonde, aan het kwaad. Aan die prachtige kroon op de schepping, die zo diep gevallen is.

 

En daarom begint Hij zijn missie door net als wij geboren te worden.

Op dezelfde pijnlijke manier als ieder van ons komt Hij ter wereld.

Ook Hij is met smart gebaard. Met pijn.

Zo staat het er immers, direct na de zondeval. Zo zal het voortaan gaan.

Geen kind komt zonder pijn ter wereld.

Zonder pijn voor de moeder.

Maar ook niet voor het kind.

Vrijwillig laat ook Hij zich door het geboortekanaal persen.

En komt Hij, de grote God, als een babytje ter wereld.

De grote God, als een babytje in een voerbak.[8] Een kribbe.

De grote God – een heel klein mensje. [kindermoment] Past in een kribbe.

 

Als je de staldeur open kon doen en Maria en Jozef met het babytje Jezus zou zien …

Dan zou je niet zeggen dat daar God zelf in de kribbe lag.

Dat God dit bedoelde toen Hij liet aankondigen dat een jonge vrouw zwanger zou worden en een zoon ter wereld zou brengen en dat die zoon de langverwachte Messias zou zijn.

Dat dit de aangekondigde Immanuël zou zijn.[9]

Immanuël betekent namelijk: God met ons. Of: God onder ons. Bij ons.

In de zin van: dat Hij als mens onder ons woont en leeft.

 

En dat was een doel op zich: onder de mensen wonen. Het mens-zijn ondergaan.

We zijn geneigd om gauw naar het einddoel van zijn leven op aarde te springen.

En te zeggen: Hij kwam om aan het kruis te sterven enzovoort.

Maar laten we vandaag, met Kerst, eerst eens even goed stilstaan bij zijn mens-wording.

Dat is het specifieke van Kerst. Niet de stal, niet de koude winternacht [was het dat wel?] of de herdersromantiek. Maar zijn menswording.

 

Voor u denkt dat ik dat sta te verzinnen: Johannes zegt het in zijn kerstverhaal en Hebreeën 2 legt hier ook nadrukkelijk de vinger bij. En maakt dan de verbinding met het verzoenende werk van Jezus. Maar heel duidelijk staat er dan in Hebr. 2[10]: Jezus moest in alle opzichten aan ons, mensen, gelijk worden.

In alle opzichten dus. Behalve dan dat Hij zelf niet zondigde.

En let ook even erop dat er staat: Hij moest aan ons gelijk worden.

God kon en wilde het niet anders. Het moest zo.

 

[11=zwart]Heel subtiel staat er: God is niet begaan met het lot van engelen.

Niet dat Hij zijn engelen aan hun lot overlaat. Maar het gaat hen om de mens.

Hebr. 2: niet begaan met het lot van de engelen, maar wel met dat van de nakomelingen van Abraham.

Hier wordt bedoeld, precies wat de engelen zongen: in mensen een welbehagen.

Jezus moest dus in alle opzichten aan ons, mensen, gelijk worden.

En een aards lichaam krijgen, van vlees en bloed. Net als wij allemaal.

Hebr. 2 weer: “alleen zo kan Hij voor zijn volk een barmhartig en betrouwbaar hogepriester zijn die verzoening bewerkt voor onze zonden.” Want: “juist omdat Hij zelf op de proef werd gesteld en het lijden volbracht heeft, kan Hij ieder die beproefd wordt bijstaan.”

En verderop staat er in de Hebreeënbrief nog dat Jezus met onze zwakheden kan meevoelen.

En dat is dan reden om zonder aarzeling naar God toe te gaan en Hem om hulp te vragen.

 

Ja, want Jezus weet helemaal hoe het is om mens te zijn! Hoe dat voelt. Met z’n ups en downs.

Mooie dingen, niet zo mooie dingen.

Blijdschap en droefheid.

 

Hier in de stal begint het, zijn mens zijn. En als je de Bijbel leest hoe dat verder gaat, hoe dat leven als mens geweest is, dan wordt dat wel duidelijk dat Hij net als wij deel had aan het zuchten van heel de schepping. Zo noemt de Bijbel dat [Rom. 8]. Zuchten om alles wat er fundamenteel mis is sinds de zondeval. Aan alles. Ans ons, mensen. Ook Hij kon dat aan den lijve ervaren. Hij was zelf zonder zonde, maar had een lichaam van na de zondeval. Dat bedoelt de Bijbel als er op meerdere plekken staat dat God in het vlees verschenen is, vlees geworden is. Vlees heeft in de Bijbel geen neutrale, maar een wat negatieve klank. Meestal gaat het dan om de mens van na de zondeval. En als het gaat over Jezus: de puur lichamelijke kant ervan.

En zo heeft Jezus dus als mens, met een lichaam van na de zondeval, deel aan het zuchten van die schepping.

 

Laat ik daar eens een paar dingen van noemen. Uit Jezus’ even, zoals de Bijbel het vertelt.

 

Hij weet hoe het is om niet begrepen te worden.

Hij weet was miscommunicatie is.

Hij weet wat het is om voor gek verklaard te worden.

Door allerlei mensen – maar ook door zijn eigen broers.

Ja, hoe zou het geweest zijn in het gezin?

Werd gezien als toch wel een buitenbeentje? Heilig boontje? Altijd al een beetje ‘vreemd’?

“Er was ook wat rond zijn verwekking … pappa en mamma waren niet getrouwd. Ingewikkeld verhaal … Zal wel.”

 

Hij weet hoe het is om gehaat te worden. Hoe dat voelt.

Veel mensen hingen aan zijn lippen, zeker in het begin.

Maar de religieuze leiders haten Hem.

Willen Hem dood hebben. Keer op keer voelt Hij dat.

Hij weet wat het is om verraden te worden. Dat vertrouwen beschaamd wordt.

 

Hij kende verdriet in zijn leven. Huilde om dingen.

Hij huilt als Hij het verdriet ziet van Maria en Martha, als hun broer Lazarus gestorven is.

Lazarus, die ook zijn vriend was. Jezus huilde.

Hij huilt bij het naderen van Jeruzalem.

Hij is begaan met een moeder, een weduwe die op weg is om haar enige zoon te begraven.

Hij is verdrietig als Hij ziet dat er zoveel schapen zonder herder zijn.

 

Misschien ken Hij ook uit eigen ervaring het gemis van zijn [aardse] vader. Jozef.

Er wordt wel vermoed dat hij op relatief jong is overleden [na Jezus’ twaalfde]. Hij verdwijnt uit de Evangelieverhalen.

En dan weet Jezus dus wat het is om je vader te moeten missen en op te groeien in een eenoudergezin. Om in zo’n gezin de oudste te zijn.

 

Hij kende net als wij lichamelijk ongemak.

Een lichaam dat moe kon zien: Hij ligt te slapen in de boot.

Een lichaam dat griep kon krijgen. Hoofdpijn kon hebben.

 

Hij weet wat het is om bang te zijn. Angst te hebben.

Helemaal op het eind is Hij bang voor het lijden.

Zo zeer dat Hij bidt: “Vader, indien mogelijk, laat deze beker aan Mij voorbijgaan.”

 

Hij weet wat het is om in verleiding te komen.

Hij heeft helemaal gevoeld welke aantrekkingskracht er van verleidingen uit kunnen gaan.

 

* * *

 

Ja, om dat allemaal aan den lijve te ondervinden werd Hij mens.

Om echt deel te hebben aan dit bestaan.

 

Vind u/jij dit ergens ook niet heel bemoedigend? Vertroostend?

Ik wel.

Ik proef aan alles dat we een Jezus hebben die zich op een bepaalde manier solidair met ons verklaart.

Die net als die journalist waar ik mee begon helemaal van binnenuit heeft meegemaakt wat wij meemaken. Die echt hier gewoond en geleefd heeft. Het leven kent.

Uit eigen ervaring weet dat het soms heel zwaar kan zijn.

Hij wéét het. Hij begrijpt het.

En laat dat weten, dat begrijpen jou ten goede komen.

Een betere Hogepriester kun je je niet wensen!

Een betere advocaat kun je je niet wensen. Iemand die een goed woordje voor je dat.

“Vader, zie je… hem/haar. Ik weet precies wat het is … Valt echt niet mee … Zullen we …?”

En dan bespreken ze wat ze zullen doen.

Bemoedigend om te weten tcoh?

 

En pas nu is het tijd om over de verzoening te gaan praten.[12]

Over het einddoel van Jezus’ leven op aarde.

De eerste mens Adam, hij had gefaald.

Door de eerste Adam was de mensheid in zonde gevallen.

Maar nu komt er een tweede Adam: en die gaat die zonde verzoenen.

Zo zit Gods plan in elkaar. Zó moest het.

 

God zet zijn handtekening onder zijn schepping, en speciaal de mens.

En Hij zegt: wat jullie niet kunnen maar wel zouden moeten, dat kom Ik zelf doen.

Ik zal zelf mens worden. Helemaal solidair met jullie zijn. Op één ding na: de zonde.

Jezus was ons in alles gelijk – maar zonder te zondigen.

Hij heeft zich de zonde van het lijf weten te houden.

Verleiding was er genoeg. Daar niet van.

Maar Hij slaagde, waar de eerste Adam [en wij in zijn kielzog] faalde.

 

Hij leefde volmaakt zuiver/volmaakt. En bracht toen het volmaakte offer. Het offer van zijn eigen leven. Hij werd één van ons, zodat wij weer één met God zouden kunnen worden.

 

* * *

 

Eén van ons. Geboren als klein babytje. Daar begon het. Ogenschijnlijk een heel gewoon kind.

Maar schijn bedriegt: het is de Messias. Iemand die de wereld blijvend veranderen zal.

 

In het lied dat de zanggroep zong, klonk die vraag: Maria, wist je dat …?

Ik denk dat Maria wel het een en ander geweten heeft. Maar … niet alles. Lang niet alles.

Zou ze toen bij zijn geboorte al geweten hebben dat haar zoon maar 33 jaar zal worden?

Dat Hij gekruisigd zal worden? Dat dàt de weg van de Messias zal zijn?

Om zo onze hogepriester te worden?

Om zo de weg tussen God en mens weer helemaal vrij te maken?

Op dat moment vast niet.

Ze weet nog niet dat er een zwaard door haar ziel zal snijden.

Ze krijgt het op de achtste dag te horen van Simeon, in de tempel, als ze Jezus laten besnijden.

Maar wat dat precies zou betekenen?

Ze zal er nog achter komen. Ze mag Jezus’ leven meemaken, van begin tot eind.

En het beter gaan begrijpen.

 

Maar eigenlijk is die vraag niet zo heel belangrijk – wat Maria zich realiseerde/wist.

In plaats van een vraag aan Maria te stellen, wil ik ons zelf een vraag stellen:

 

Heb je ’t in de gaten, geloof je, voel je, ervaar je het, dat God in mensen een welbehagen heeft?

Ja, ook in jou.

Dat Hij zich met jou identificeert.

Helemaal weet wat het is. Hoe zwaar het soms kan zijn. Hoe moeilijk om overeind te blijven.

Omdat Hij mens is geworden. Het zelf ondervonden heeft.

En zo zijn handtekening ook onder jouw naam, jouw leven heeft gezet?

 

Geloof je dat het kind in de kribbe de hemel op aarde is?

Dat dit Gods weg is: helemaal gelijk worden aan ons mensen, maar dan zonder te zondigen.

En dan, na helemaal mens geweest te zijn, verzoening te doen?

Ook voor jou?

 

Ik hoop het. Want dat is de boodschap van Kerst:[13 – poosje laten staan totdat we gaan zingen]

God heeft in mensen, ook in jou, een welbehagen.