Discipelschap is leven tot Gods eer
Preek n.a.v. Rom. 11:33-12:2
Ds. Maarten van Loon, mei 2015
Preek
[meteen 1]
“Het gaat niet om mij, maar om God”.[1.1]
Je hoort het wel eens zeggen.
Of: “God moet aan zijn eer komen”.
In deze preek wil ik op dat soort uitspraken ingaan.
Ik wil graag vertellen wat er wél en wat er niet aan klopt.[1.2]
Dat lijkt me een mooie invulling van ons laatste thema: discipelschap is leven tot Gods eer.
[2]Laat ik beginnen met een citaat uit de Westminster Catechismus [div. zusterkerken]. Want die begint heel opvallend met deze vraag:
Wat is het voornaamste en het hoogste doel van het leven van de mens?
En op die vraag volgt dit antwoord:[2.1]
Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem ten volle en eeuwig verheugen.
We kijken nu eerst even naar het eerste stukje van dat antwoord: de verheerlijking van God. Dus voor het gemak: dat God geëerd wordt. Dat wordt hier dus het belangrijkste doel van het leven van de mens genoemd: God eren/verheerlijken.
Hoe komt de Westminster catechismus daarbij? Nou, net als bij onze HC staan er met voetnootjes teksten bij. En bij deze zin wordt als één van de twee teksten genoemd Romeinen 11:36[3].
NBV:
Alles is uit hem ontstaan, alles is door hem geschapen, alles heeft in hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen.
Ik zet er de vertaling ’51 even bij:[3.1]
Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.
Hier zie je het duidelijk. Hij is God. Hij heeft ons gemaakt. Dus als er één Iemand eer toekomt, dan is het God wel. Dat is wat je in de Bijbel in alle toonaarden vindt: Hij moet geëerd en geprezen worden – als Schepper en oorsprong van alles.
[4]Soms hoor ik vragen: is dat niet ontzettend egoïstisch van God? Dat Hij daar op uit is? Dat Hij eer krijgt, dat iedereen Hem erkent? En dat Hij niet wil dat zijn eer gekrenkt wordt. Dat Hij miskend wordt. Want dan is Hij een jaloers God. Zo staat het er: dan is Hij jaloers. Als je Hem niet wil. Dat kan Hij niet hebben.
Daar wil ik nu een paar dingen over zeggen en dan kom ik als vanzelf bij wat er niet aan klopt. Aan die uitspraak “Het gaat niet om mij, maar om God”. En: “God moet aan zijn eer komen”. Etc.
[4.1]Ten eerste: God is ook echt God. Hij is geen aardse koning.
En het grootste verschil tussen een aarde koning en onze God als koning in de hemel is:
[4.2]Bij een aardse koning gaan dingen altijd ten koste van jou.
Alles wat ter meerdere eer en glorie van zo’n koning moet gebeuren, daar mag het arme volk krom voor liggen. Eigenlijk hebben we het hier met Hemelvaartsdag over gehad.
Toen liet ik een plaatje zien van [5] [we weten allemaal nog wie dit is …] Lodewijk XIV.
Maar ’t is maar een voorbeeld.
Voorbeeld van een aardse koning die vindt dat hij nog niet genoeg eer heeft.
Die vindt dat zijn grondgebied groter moet.
En de teugels aanhaalt: meer oorlog, meer belasting.
Niemand die er beter van wordt. Alleen hijzelf.
[6]Maar zo is het niet bij God. Helemaal niet zelfs.
Op verschillende manieren wordt dat duidelijk.
Vanuit Rom. 11:36 al direct.
Er stond daar immers zo mooi: in Hem [God] heeft alles zijn doel.[6.1] Oude vertaling vertaalt heel letterlijk: het is ‘tot Hem’. Maar dit woordje ‘tot’ duidt inderdaad het doel aan.
[7]En hoe vul je dat nou in, leven tot Gods eer? Dat maakt Paulus in de verzen daarna duidelijk, 12: 1-2. Er zitten allerlei details in die tekst, maar ik pak maar even de hoofdlijn.
Paulus zegt – en dat is weer die kant van de eer van God: stel jezelf als levend en heilig offer in Gods dienst. Nou, een offer, dat weten we allemaal wat dat is. Een offer breng je aan God. In het OT komen we dat veel tegen: dieren worden geofferd en de geur van een echt gemeend offer stijgt op – zo beschrijft de Bijbel dat – als een liefelijke reuk voor Gods aangezicht. Zo wordt God geëerd.
Welnu, zegt Paulus, je moet niet meer dieren offeren, nee jouw leven is als het ware een offer. Zoals je leeft – dat bied je God aan. Mooi eigenlijk, want kennelijk kan dat! We zeggen dan wel: een levend dankoffer.[7.1] Dat was vers 1.
Maar dan gaat Paulus verder. In vers 2 gaat het over jezelf niet aanpassen aan de wereld.[7.2] Bedoeld is: toegeven aan de zonde. Dat is best moeilijk, zo niet onmogelijk voor ons. Want de zonde gaat heel diep. En daarom zegt hij: je moet je gezindheid vernieuwen. Da’s een beetje een lastig woord: gezindheid. Het is een manier van ‘zijn’. In het leven staan, je hart, je verstand, je gedachten. Het Engels heeft hier een mooi woord voor: je mindset.[7.3] Om die mindset te bewerken. Dat gaat niet vanzelf. Dat zal strijd kosten. Dat kan ook offers kosten in je leven. Omdat wat goed, welgevallig en volmaakt is – dat gaat zo vaak tegen onze oude mens in. Tegen ons ‘vlees’. In deze wereld is het vreemd. Vanuit onszelf ervaren we het misschien ook als vreemd. [denk even aan dat lied dat we zongen, het refrein ervan: wij zijn vervreemden door te luisteren naar uw stem]
Maar daarvoor heeft God zijn heilige Geest gegeven.[7.4]
Om ons op het spoor te zetten van wat goed, welgevallig en volmaakt is. Woorden uit vers 2.
De NBV smokkelt er een woordje in: Hem welgevallig.
Dat beperkt het tot God. Maar het is dus juist algemeen bedoeld: voor iedereen met gezond verstand is het goed, welgevallig en volmaakt.[7.5] Dat zinnetje pak ik nog even op.
Want bij deze woorden moet ik denken aan de schepping[8], toen God constateerde: het was zeer goed [zo project begonnen!]. Alles klopte. Alles kwam tot zijn doel[8.1]. Dat is eigenlijk wat hier in Rom. 12 ook staat: wat wij vertalen met volkomen of volmaakt oid daar staat eigenlijk een woord dat betekent dat het tot zijn doel komt.[8.2]
Wat wil God? Niets liever dan dat alles tot zijn doel komt.[9] Dat het goed is. Is dat ter meerdere eer en glorie van Hem? [9.1]Ja. En is dat goed voor de mens?[9.2] Is dat genieten voor ons? Ja!! Nou en of!!
Dat is dus het enorme verschil met een aardse koning. Deze koning heeft ons geschapen met een doel. Dat doel was op een bepaalde manier: zijn eer.
[9.3]Maar die eer valt dus samen met dat wij als mensen tot onze bestemming komen. Dat wij het goed hebben. Echt goed. Nu. En in een volmaakt leven hierna. Volmaakt: helemaal tot zijn doel gekomen.
En nu kijken we nog even naar het eerste antwoord van de Westminster confessie:[10]
Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem ten volle en eeuwig verheugen.
En nu letten we even op het tweede deel van dit antwoord. De mens heeft ook als doel zich in God te verheugen. Ten volle en eeuwig. Maar het gaat me nu even om dat verheugen. Denk ook even aan ons vorige thema: de vreugde van discipelschap. Toen stonden we o.a. stil bij die prachtige uitspraak van Jezus: Ik wil jullie mijn vreugde geven.[10.1]
God is een koning van een heel andere orde. Ja, op het eerste gezicht wil Hij eer. Is het allemaal voor Hem. Maar op het tweede gezicht zien we: zijn eer valt samen met ons belang. Met dat wat goed is, wat welgevallig en wat volmaakt is. Ik zei net: jammer dat de NBV daar het woordje Hem bij in smokkelt. Ja, het zal ook Hem welgevallig zijn. Maar ik denk dat hier net zo goed bedoeld wordt of misschien wel in de eerste plaats: het is voor iedereen goed, welgevallig en volmaakt. Iedereen merkt: ja, zo is het leven bedoeld. Zo is het goed. Dit bevalt me nou echt. [Westminster: verheugt mij]
Mooi komt dat terug in Psalm 134 – die we straks gaan zingen.[11]
Het eerste stuk is een oproep om allemaal God te eren [couplet 1 en 2 even (deels) citeren]. Ik denk dat het om de gang naar de tempel gaat. Maar dat laat ik nu verder in het midden. Dus: loof, eer allemaal God.
Maar dan het laatste gedeelte, even in berijming: uit Sion dale op u neer, de zegen van uw God, de Heer. Na de beweging van ons naar boven, God eren, komt er een beweging van boven naar beneden: God die zegent. Die geeft wat wij nodig hebben. In NT-taal: zijn Heilige Geest. Het is Pinksteren geweest. De Geest komt om ons te veranderen, om – Rom. 12 weer – onze gezindheid [denken, zijn, mindset] te transformeren. Zodat we ons richten op het goede. Op Gods mooie bedoeling.
Nog één tekst wil ik naar voren halen. En dat is Jesaja 43[11.1]. [themaboekje] Het gedeelte dat vorige week tijdens de belijdenisdienst centraal stond. Toen hebben we niet zo bij vers 7 stilgestaan. Daar spreekt God over zijn kinderen, over wie zijn naam is uitgeroepen en die Ik – zegt God, en om die woorden gaat het me nu even – omwille van mijn majesteit geschapen heb, gemaakt en gevormd.[11.2]
Als je deze woorden los leest dan zou je een heel eenzijdige uitleg kunnen krijgen: het gaat puur om de eer van God en wat jij voelt, vindt of denk is niet belangrijk. Jij bent niet belangrijk.
Maar dat is precies NIET wat er in dit gedeelte als geheel staat.
Want er staat juist: Ik [God] heb alles voor je over.[11.3] Ik zorg ervoor dat jullie zullen terugkomen uit de ballingschap. Jullie zijn kostbaar voor Mij. Ik laat jullie niet in je ellende.
Dat verbond ik vorige week met de komst van Jezus. En dat wil ik vandaag ook doen.
We vieren het Avondmaal.[12] Jezus is gekomen om God en mensen te verzoenen. Dan kun je denken aan je zonden: dat Jezus kwam om alles wat niet aan het doel van God beantwoordt, alles wat er mis is met mij te dragen. Maar je mag, nee, moet ook denken aan herstel. Jezus kwam om herstel te brengen. Om te zorgen dat onze levens weer aan het goede, mooie, volmaakte doel zouden gaan beantwoorden.[12.1] Dat kunnen we uitstellen tot ‘straks’. Zeggen: dat is als Jezus terugkomt. In het eeuwige leven. Dan zal het volmaakt zijn.
En dat klopt.
Maar we hebben het in ons project ook over groei gehad. Over de vrucht van de Geest.[13]
Het is immers Pinksteren geweest en teksten als Galaten 5 staan immers ook in de Bijbel: de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Allemaal mooie dingen. Allemaal dingen voor het goede leven. Van ons allemaal.
[13.1]Dat is nou die gezindheid waar Paulus het in Rom. 12 over heeft. Die door de Geest veranderd wordt. En je leven wordt een levend dankoffer, de geuren ervan stijgen op tot voor Gods aangezicht.
[14]Wat is dus, tenslotte, leven tot Gods eer? Hoe eer je Hem?
‘Gewoon’ door zijn wil te zoeken in je leven.[14.1] Je leven te leven en daarin Gods wil zoeken en samen met anderen ook te ontdekken. Samen eredienst houden en daar samen zijn wil ontdekken.
En wat gebeurt er dan?[14.2] Dat is het wonderlijke: je gaat het zelf ook willen. Je gaat het zien en ervaren: zijn wil is alleen goed. Zo is het goed. Dit bevalt mij. En je eert God nog meer.
[14.3]Dat is nou God: zijn eer en jouw belang gaan samen op. Het gaat in jouw leven om Hem.
En Hem gaat het om jou.
Kom, laten we dat zo dadelijk gaan zien en proeven in het Heilig Avondmaal.