“De rechtvaardige zal leven door geloof”

Preek n.a.v. Romeinen 1,17

Ds. Maarten van Loon, oktober 2014

 

[Maarten] Luther[1]. De meesten hier zullen die naam wel gehoord hebben. En zeker als je de film gezien hebt, dan zie je waarschijnlijk een stoere, dappere en onverschrokken man voor je. Een man met vaste overtuigingen. Die hij vervolgens aan de kerkdeur spijkert: de 95 stellingen. 31-10-1517.[2]

Met alle gevolgen van dien, want: die 95 stellingen bleken later het begin van een complete kerkhervorming. Vandaar: 31 oktober Hervormingsdag.

 

[3=zwart]Maar goed – daar was bij Luther zelf wel een en ander aan vooraf gegaan. Een diepe geestelijke crisis om precies te zijn. Je kunt het wel zo zeggen: Luther was in gevecht met God. Hij had een soort haat-liefde verhouding met God.

 

Het draaide allemaal om het woord: gerechtigheid. Gods gerechtigheid.

Die uitdrukking kom je in de Bijbel veel tegen.

En Luther vindt het geen fijne uitdrukking. Nee, zegt hij ergens [later]:[4]

“Ik haatte dat woord ‘gerechtigheid’: het vervloekte en verdoemde mij. Ik zei tegen God: Houdt U dan nooit op mij te plagen met uw toorn?”

Ja, want Luther dacht. Bij God kan er maar op één manier gerechtigheid zijn, namelijk dat Hij de zonde straft. God vindt de zonde vreselijk. Alles wat van zijn goede bedoelingen met het leven afwijkt, dat vindt Hij erg. Hij wil juist heelheid. En, dat wist Luther ook uit de Bijbel, in God zelf is geen spoor van duisternis (1 Joh.).

 

En dus was er maar één mogelijkheid: God straft de zonde. En ja dus ook de zondaar. Dus ook hem, Maarten Luther. Vanmiddag nog HC 23, met die zin: “mijn geweten klaagt mij aan”. Nou, dat had Luther dus heel sterk. Hij was nota bene het klooster in gegaan om maar zo zuiver mogelijk te leven. Maar het helpt niet. Luister maar naar wat hij daarover zegt:[5]

“Ondanks dat ik als monnik onberispelijk leefde voelde ik mijzelf toch een zondaar voor God en werd zeer gekweld door mijn geweten. Ik durfde niet te hopen dat ik door mijn voldoening aan God Hem op enige wijze zou kunnen verzoenen.”

Nou, je ziet het. Hij voelt zich zondaar en leeft met het idee dat het door zijn zonde niet meer goed kan komen tussen Hem en God. En dat ondanks dat hij vreselijk zijn best deed om zo goed mogelijk te leven. Nee, hij, Maarten Luther, zou onder Gods toorn komen.

 

Alleen, er is één tekst in de Bijbel die Luther maar niet kan plaatsen. En dat is het vers dat vanmorgen onze speciale aandacht heeft. Eerst even helemaal, oude vertaling:[6]

Want gerechtigheid Gods wordt in het Evangelie geopenbaard (…), gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.

Even helemaal, want: daar heb je natuurlijk dat woordje gerechtigheid weer. Die wordt in het Evangelie geopenbaard. Dat is: bekend gemaakt. En dat moet dan Evangelie zijn, Goed Nieuws.

Maar zulk goed nieuws vond Luther dat dus niet.

Maar dan gaat de tekst verder: zoals geschreven staat – een citaat uit Habakuk, kom ik nog op.

Wat staat er geschreven? “De rechtvaardige zal uit geloof leven”.

 

Dat triggert Luther. Want betekent dat toch? Wie is die rechtvaardige – kan een mens ooit wel rechtvaardig zijn? En zo ja, wat betekent dat dan dat het “ uit geloof” is. Zou daar niet moeten staan: uit goede werken? Door een zuiver en onberispelijk leven? Kijk, want dan ben je pas echt een rechtvaardige.

Maar dat staat er dus niet. En Luther – hij begrijpt het niet. Maar hij voelt wel aan: hier zit iets. Hier wordt iets verteld dat misschien wel heel belangrijk is. En ik moet weten wat … Het laat hem niet los. Later zegt hij daarvan:[7]

“ik hield niet op tegen dat woord van Paulus aan te kloppen: ‘De rechtvaardige zal door het geloof leven’.”

 

En dan op een dag gebeurt het. Het kwartje valt. Luther is bezig met een preek psalm 31:2. Daar staat (oude vert.): [8] “Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid”

 

Daar heb je dat woordje gerechtigheid weer. Maar let op: er staat niet: “doe mij ontkomen aan uw gerechtigheid”. Dus ontkomen aan Gods straf of zo. Dat zou Luther gesnapt hebben. Maar nee, er staat door uw gerechtigheid. En dus … snapt Luther er niets van. Maar het staat er en dus, zegt Luther tegen zichzelf, de vraag is niet of het wel kan, maar hoe dat dan kan!

[9=zwart]

Je ziet het voor je: Luther ijsberend door z’n studeerkamer. Onrustig. Hij gaat weer zitten. Bladert in z’n Bijbel. En dan, terwijl hij dus bezig is met die preek over Ps. 31 , leest hij voor de zoveelste keer Romeinen 1. En weer komt hij natuurlijk bij vers 17: “de rechtvaardige zal leven door geloof”. Maar deze keer valt het kwartje. Hij had die zin als wel 100x gelezen, maar nu bij de 101e keer gebeurt het. Een niet zo’n klein beetje, want zegt Luther daar later van: “de deuren naar het paradijs gingen voor me open.”[10]

 

Helemaal logisch is het niet. En of het een goede uitleg bij Psalm 31 is, is nog maar de vraag. Maar opeens, in een flits, ziet Luther het. Dat woord gerechtigheid, waar hij zo mee in conflict was: dat woord gaat niet over iets wat God van hem eist [jij moet helemaal rechtvaardig zijn, alles goed doen want anders …], maar dat gaat over iets dat God geeft: jij bent rechtvaardig omdat God jou zo ziet. Hij verklaart jou rechtvaardig. In zijn Zoon.

 

Luther heeft na zijn ontdekking vast meteen de hele brief aan de Romeinen weer eens doorgelezen. En nu is het geen worstel-brief maar, maar een heerlijk verhaal over Gods vrije genade. Hij heeft vast even halt gehouden bij Romeinen 3:26. Want daar staat het eigenlijk zo duidelijk:[11]

“God wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: Hij laat ons zien dat hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus Christus gelooft.”

 

Laten we wel wezen: ’t is niet zo gek dat Luther dat jarenlang niet begreep. Want … wat een merkwaardige gerechtigheid is dit! We zijn er [door toedoen van Luther] mee vertrouwd. Maar het is toch eigenlijk heel raar??! God bewijst zijn gerechtigheid door … ons vrij te spreken!!! Dat is toch geen gerechtigheid? Als het om aardse zaken gaat, dan zouden we er zelfs boos om kunnen worden. Stel je voor: iemand heeft met een paar slokken teveel op achter het stuur gezeten en een dodelijk ongeluk veroorzaakt. Stel je voor dat dan een rechter zou zeggen: ik spreek u vrij, want u gelooft in …. Probeer maar wat in te vullen. Lukt niet. Waar die persoon ook in zou geloven – het zou geen reden zijn voor een rechter om te zeggen: u wordt vrijgesproken, u kunt gaan.

En begrijp met goed: dat moet ook niet. Maar als het gaat om de verhouding tussen ons en God – dan is het heel anders! Dan is er wél vrijspraak voor wie in Jezus Christus gelooft. Ja, ook voor diegene die met een slok op een dodelijk ongeluk heeft veroorzaakt. Ja, ook voor u/jou/mij, wat je ook gedaan hebt, als je je in geloof aan Christus vastklampt.

 

Luther noemde het ooit “de vrolijke ruil”[11.1]. En daarmee bedoelde hij dat God tegen je zegt: “Jij bent rechtvaardig! Niet omdat je geen zonde doet. Maar omdat Christus volkomen rechtvaardig was.” De ruil is dus dat Christus met ons van plaats is gewisseld. Hij droeg onze straf en wij – wij krijgen zijn rechtvaardigheid.

 

Waarom deed God dat? Nou, nergens om. Het is pure genade. Er is helemaal geen reden te noemen. Dus waarom zou God mij, Maarten (ik heet toevallig ook zo) of vul je eigen naam maar in aannemen? Niet omdat er een reden in mij te vinden is. Wie hier zou God iets durven aanbieden. En zeggen: Hee, hier, neemt u dit maar … of dat. Met de gedachte: nu heb ik het toch zeker verdiend. Als iemand ervan overtuigd was dat dát niet kon, dan Luther wel. Nee, de reden ligt helemaal in God.

 

* * *

[12=zwart]

Weet je wat zo mooi is in dit hele verhaal over die geweldige ontdekking van Luther?

Wat mij betreft is dat de manier waarop hij die ontdekking doet. We hoorden het hem al zeggen: hij bleef maar kloppen op die tekst die hij maar niet begreep. Hij bleef maar de Schrift bestuderen en bevragen. En dan, in die intensieve omgang met de woorden van God, de Bijbel, gebeurt het.

 

En dat is wat ik hier zo mooi vind: het gebeurt in de omgang met God. Luther klopt en klopt … en dan wordt hem opengedaan!!!! Hij doet waar de Bijbel ons allemaal toe oproept: om met die Bijbel om te gaan, erin te lezen, erover na te denken. Te zoeken naar wat de woorden te betekenen hebben. En dan blijkt: zoek – en je zult vinden. En: klop – en er zal je worden opengedaan.

 

En in die omgang met de Bijbel gebeurt het. Daar vallen kwartjes en worden dingen duidelijk die eerst niet duidelijk waren. Zo sterk is het Woord – ja waarom? – omdat God daardoor wil werken.

 

Hier bij Luther zie je wat de Reformatoren later het “sola scriptura” [1 vd 3 sola’s] zijn gaan noemen[13]. Latijn [mag je vergeten] voor: alleen door de Schrift/Bijbel. Daarmee wordt bedoeld: bij alles wat je zegt, doet, hoe we de kerk inrichten, hoe ik moet leven als christen, nou noem maar op, bij alles, ga je altijd weer terug naar de Bijbel. En je vraagt je af: welke richting wijst die?

En zeker in die tijd staat het sola scripura tegenover de traditie[13.1]. Die was in die dagen ook nog eens behoorlijk scheefgegroeid. Hoezeer … dat blijkt wel uit de aflatenhandel. Extreem.

Maar hoe gereformeerd we ook zijn, ook wij hebben dat wel een beetje, de hang naar traditie. Zit hier ook wel een beetje in de volksaard om te zeggen [dialect]: ’t is altijd zo geweest, en zo moet ’t blijven.

Maar als Luther dat ook had gedacht, was er nooit een kerkreformatie gekomen. Zaten we vandaag helemaal niet in een ge-re-formeerde kerk. Nee, altijd weer moeten we bereid zijn om terug te gaan naar het Woord van God. En te kloppen en nog eens te kloppen.

En dan nog iets. De reformatoren zelf zeiden het al: een ge-re-formeerde kerk moet altijd weer gereformeerd worden. Het is nooit af. Altijd weer sluipen er dingen in die er weer uit moeten.

En daar komt bij: elke tijd heeft z’n nieuwe vragen en uitdagingen. En dus moet je opnieuw gaan kloppen op het Woord – om van God zelf, in de omgang met Hem en zijn Woord inzicht te krijgen voor vandaag.

 

Misschien maakt het je onrustig. Omdat er tegenwoordig zoveel op de helling gaat. Ik kan me daar van alles bij voorstellen. En tegelijk denk ik: laten we er maar ontspannen in staan, want we mogen er toch op vertrouwen dat wie klopt opengedaan zal worden?

 

Dat even over ‘door de Schrift alleen’ [sola scriptura].

Wat Luther door de Schrift ontdekte – dat is de tweede ‘sola’: sola gratia, door genade alleen[13.2].

Dat is eigenlijk het hart van Luthers ontdekking. Hij ontdekte de genade. Genade als de enige manier om bij God te komen. Werken, zwoegen, zweten – dat brengt je er niet. Als iemand het geprobeerd heeft – om het bij God te verdienen, dan is het Luther wel[13.3]. Maar het werkt niet en je wordt er doodmoe een doodongelukkig van. Je wordt bang voor God. Voor zijn toorn. Het zal vast en zeker niet goed genoeg zijn. En in het kielzog daarvan komt als vanzelf de gedachte: ik ben niet goed genoeg. God vind mij maar niks.

Kijk – en daar gaat dus een dikke streep doorheen. Wat Luther ontdekte en hem tot diep in zijn ziel raakte, dat mag jou ook raken, diep binnenin je: je bent door God geliefd. Hij wil met jou naar heelheid toe. Jij bent waardevol voor Hem, gewoon om dat Hij dat wil. Zo is Hij. Hij offerde liever zijn Zoon op dan jou ten prooi te laten vallen aan … zijn toorn. Aan zijn gerechtigheid. Ja, want ergens had Luther het wel goed. Het kan niet toch anders dan dat alle kwaad en ellende bestraft moet worden. Het kan toch niet anders dan dat God heel veel van wat wij doen niet met plezier aanziet?

Ja, daar had Luther ergens wel gelijk in. Alleen: God zei: de bliksem van mijn toorn/boosheid, die laat Ik neerkomen op Jezus. En niet op jou. En dat is wat in het Evangelie [goed nieuws] tegen je gezegd wordt, Rom. 1:17, geopenbaard wordt. Dit verzin je niet. Het moet geopenbaard worden. En dan nog: ook al staat het in de Bijbel, het moet doordringen tot diep in je ziel: door uw genade Vader, niet door rechtvaardige daden, mogen we binnengaan. In het paradijs. In de heelheid.

 

En dan is er nog een derde ‘sola’: sola fide.[13.4] Alleen door het geloof. De Schrift wijst de weg: het is door genade alleen, niet door goede werken dat je ontkomt aan Gods toorn, of positiever: het is door genade alleen dat God de poorten van het eeuwige paradijs voor je open zet. Daar hoef je dus niks voor te presteren. Het enige wat je moet ‘doen’, dat is de weg van het geloof gaan. Ik zeg het expres zo. Want ik wil voorkomen dat we een soort geestelijke houding krijgen van: ‘nou prachtig, als ’t gratis is [gratia!], ja dan neem ik het aan natuurlijk’ en dat we dan verder overgaan tot de orde van de dag.

 

Kijk – dat is nou precies niet Gods bedoeling! We zouden ook de hele winst van de Reformatie om zeep helpen als we in die houding zouden vervallen. Alleen … dat is absoluut niet de bedoeling van de genade. De genade is een basis om in geloof op te staan.

 

We gaan even iets daarop inzoomen vanuit de tekst. Ik noemde het al, Paulus citeert uit het OT, uit Habakuk, en wel 2:4. Maar als je nu je Bijbel erbij pakt, dan zie ‘t daar net iets anders staan. Kijk maar:[14] De rechtvaardige zal leven door zijn trouw.

Pak je oude vertaling erbij, dan zie je wel staan[14.1]: [zijn] geloof.

 

Hé, hoe kan dat? Nou, dat kan omdat het Hebreeuwse woord dat hier vertaald wordt, beide betekenissen heeft.[15] Het hangt er maar net vanaf hoe het woord gebruikt wordt of je dan het beste kunt vertalen met geloof of met trouw. In verreweg de meeste gevallen moet je trouwens vertalen met trouw.[15.1] Of met iets als standvastigheid. Het woord ‘amen’ zit trouwens in dezelfde woordgroep.[15.2] En ‘amen’ betekent ook zoiets: het zal vast en zeker zijn. Wat zien we dus? Geloof en trouw en standvastigheid – ze liggen heel dicht tegen elkaar aan.

 

En nu Paulus. Je zou denken: hij schrijft in het Grieks en hij heeft gekozen voor de vertaling ‘ geloof’. Maar het grappige is dat er in het Grieks [de taal van het NT] hetzelfde aan de hand is als in het Hebreeuws. Het woord dat Paulus gebruikt en wat de NBV weergeeft met ‘ geloof’ kan ook ‘trouw’ betekenen[15.3]. Als je bijv. Galaten 5 neemt, over de vrucht van de Geest, dan zie je dat terug. De vrucht van de Geest is, zegt Paulus daar: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid en - oude vertaling: - trouw. NBV: geloof. [trouw logischer …]

 

Even tussendoor: als je de Bijbel bestudeert, als je gaat kloppen op Gods Woord, dan is het af en toe handig om eens verschillende vertalingen naast elkaar te leggen[15.4]. Dan krijg je in sommige gevallen bepaalde nuances mee.

 

Goed, terug naar geloof en trouw. Laten we die twee [geloof en trouw] maar eens samen nemen. Laten we het maar zo zeggen dat trouw het geloof inkleurt.[16] Vanuit het Oude Testament – en daar citeert Paulus immers uit – klopt het wel. De rechtvaardige in het OT is nooit iemand die zondeloos is.[16.2] Nee, dat is iemand die trouw is in de zin: dat hij Gods weg gaat. Niet zondeloos, maar wel gericht is op Gods wil. Op Gods weg. Die geen andere goden achterna gaat lopen. Iemand die erop gericht is andere mensen levensruimte te gunnen. Iemand die gerechtigheid liefheeft en daarnaar handelt [Micha 6:8; Michazondag!]. En in het OT kun je mensen tegenkomen, bijvoorbeeld in de Psalmen, die zeggen: ik leef zo. Mensen die – wat Luther en wij trouwens ook niet, denk ik – zichzelf een rechtvaardige noemen. Neem bijvoorbeeld de eerste psalm. Daar gaat het in zijn algemeenheid over zo iemand. Een rechtvaardige. Niet theoretisch, omdat zulke mensen niet bestaan. [16.3]Maar heel praktisch: zulke mensen bestaan wel en wat doen zij? Ze gaan niet mee met wie kwaad doen, nee, ze vinden hun vreugde in alles wat God heeft gezegd. En zich daar op richten. Dag en nacht overdenken [Ps. 1]: kloppen dus op dat Woord. Daar zijn ze mee bezig in hun leven. Kijk, dan kom je al een heel eind in de richting van: trouw en standvastigheid.

[17=zwart]

En dat moeten we vasthouden. Geloven moeten we niet versmallen tot iets verstandelijks. De winst van Luther, van de Reformatie is weg als we dat doen. Dan zal ons geloof nooit veel meer voorstellen dan dat we dan zeggen: ik geloof in vergeving van mijn zonden door Jezus. Gechargeerd: ik ben binnen. En je gaat over tot de orde van de dag.

Maar dat is niet geloven in, trouw zijn aan Jezus! Dan verdonkeremaan je de genade alsnog!

 

Genade is: je hoeft je plek bij God niet te verdienen. Die krijg je. En daar mag je altijd op terugvallen. Op die basis. Zo zak je nooit door het ijs. En op die basis ga je echt staan door … Ja, door precies wat ik al zei: je in alles te richten op Gods wil. In vers 5 [Rom 1] heeft Paulus het daar min of meer over: in één adem met geloof, noemt Paulus gehoorzaamheid. Zijn opdracht [van God] is: gehoorzaamheid en geloof [of: trouw!] te preken.

Als je verder leest in de brief aan de Romeinen dan lees je van alles over de kracht van de Heilige Geest. Die je daarbij helpt.

 

Laat ik het samengevat zo zeggen: wees trouw in je geloof[18]. In woord en daad. Dan zul je leven. En mag je binnengaan. Door die merkwaardige gerechtigheid van God, oftewel door zijn genade.