God ziet weer naar ons om

korte preek n.a.v. Ruth 1: 6 en 22b

ds. Maarten van Loon (Dalfsen-Oost), december 2013

[1]‘Ze kwamen aan bij het begin van de gersteoogst’.

Het lijkt een korte, simpele mededeling, zo op het oog.

Maar er gaat een wereld achter schuil, er zit een heel verhaal achter.

 

Het begin van de gersteoogst: het markeert een nieuw begin in het leven van Naomi. Al ziet zij dat op dat moment nog niet zo. Maar ze weet wel: [1.1]het is een nieuw begin van God met zijn volk.

 

De hongersnood die er geweest is – zo weet ze – die was niet toevallig. Daar had God de hand in. Want Hij wilde ons laten merken dat we van Hem afhankelijk zijn, zodat we ons als volk zouden bekeren en echt weer zouden leven met Hem. En dan zou God, zoals de Bijbel dat noemt, omzien naar zijn volk. Kijk en dan komen de velden weer vol van zijn overvloed (Psalm 85), dan wordt het land weer een land van melk en honing. Die zegen was verbonden aan het blijven dienen van God. Aan een levende omgang met Hem, aan recht en gerechtigheid en al die dingen die God gezegd had waardoor het samenleven met God en met elkaar in het land van melk en honing een feest zou zijn.

 

Met eigen ogen ziet Naomi het als ze Bethlehem nadert. Ze had het al gehoord daar in Moab, maar nu ziet ze het zelf: God heeft inderdaad omgezien naar zijn volk. Voor haarzelf [vorige keer] is ze daar nog niet zo zeker van. Maar voor haar volk als geheel ziet ze het dus: God heeft weer zijn hand over zijn hart gestreken. Er ruisen halmen op de akkers – er is weer volop brood in Bethlehem, het huis van brood.

 

Dit is dus wat zij ziet: God ziet om naar zijn volk. [1.2]Weer. Voor de zoveelste keer.

In de woestijntijd was het begonnen: keer op keer dwaalde het volk af, maar het eind van het liedje was telkens: God streek zijn hand over zijn hart, was het volk toch weer genadig. Toch weer.

[2=zwart]

Dat kwamen we ook heel sterk tegen in dat stukje uit het boek Rechters dat we hebben gelezen. Ruth speelt zich in die tijd [die van de Rechters af], al weten we niet precies wanneer. Maar goed, in dat stukje horen we God opsommen hoe vaak Hij het volk al gered heeft. Alleen: nu wil Hij ermee stoppen. Hij wil de stekker uit het project Israël trekken. Als je toch zo aan een project moet trekken en sleuren – ja, dan houdt het een keer op. Dan is het kennelijk niet levensvatbaar. Niet echt.

 

En dus zegt de Here: Ik bevrijd jullie niet meer. De vorige keer was de laatste keer. Je kunt roepen wat je wilt, maar Ik doe het niet. Vraag die andere goden waar jullie telkens achteraan rennen maar te hulp. Zij moeten jullie nu maar uit de brand helpen.

 

Maar dan roepen de Israëlieten nog harder tot God. Hun berouw gaat nu ook dieper – ze maken zo gezegd nu meer werk van hun bekering. Er volgt een soort Beeldenstorm en gingen God weer echt dienen.

 

En dan komt eigenlijk de mooiste zin uit de hele stukje: [3] ‘Toen kon de Heer niet langer aanzien hoe moeilijk Israël het had.’

 

En dus zag Hij weer naar zijn volk om. Weer. Toch weer.

Kijk, daar zie je het hart van God. Voor nu even gekarakteriseerd in twee woordjes: toch weer.

Of in twee andere woordjes: ondanks alles.

 

Ondanks alles heeft Hij toch weer omgezien naar zijn volk.[3.1]

Dat is wat de oogst op de akker symboliseert.[3.2] Naomi mag het zien.

 

Alleen … Noami moet zich nog wel toe-eigenen. Even een moeilijk woord, dat we niet zo vaak gebruiken: toeëigenen. Het betekent: dat het ook echt van jou wordt. [3.3]

Naomi moet nog gaan zien: ‘Het geldt ook voor mij. God ziet niet in het algemeen naar zijn volk om, maar ook naar mij.’

Vanuit wat we de vorige keer hebben gezien: dat kon bij Noami wel eens moeilijk worden. Noem mij maar Mara – bitterheid. Midden tussen de korenvelden, in de oogsttijd, is zij in staat van oorlog met God. Naar zijn volk heeft Hij omgezien – maar naar mij? Dat is een ander verhaal.

 

Vanmiddag zullen we vanuit Ruth 2 zien dat het bij haar gaat doordringen. Er is ook weer brood voor haar. Letterlijk … en figuurlijk.

 

[4]Vandaag is er voor jou ook brood. Weer brood.[4.1] Het is misschien wel de zoveelste keer dat je avondmaal gaat vieren. En vandaag dus weer. Want dat blijft nodig.

 

Het brood dat wij vandaag eten – natuurlijk het is gewoon gekocht bij de bakker en hier door ons zelf op tafel gezet. Maar toch … dit brood is verbonden met dat brood van Ruth en Naomi daar in Bethlehem. [4.2]

 

Want wat we daar zien, namelijk dat God toch weer naar zijn volk omziet – dat zien we vandaag ook heel duidelijk aan het Avondmaal.

Want wat is de komst van Jezus naar deze wereld anders dan: omzien van God naar zijn volk? Naar ons? Ondanks alles geeft Hij toch aan de wereld een Redder.

 

[4.3]Hij werd het Levende Brood. Zijn lichaam, zo zegt Hij zelf, moet je eten: het is genadebrood. Brood dat jou eeuwige leven geeft.

 

Waarom? [5]Omdat God toch weer naar de mensen heeft omgezien.

Waaraan hadden we dat verdiend? U, jij, ik?

 

Het is net als in de tijd van de Rechters. De stekker was er bijna uitgetrokken. God wilde eigenlijk niet meer. Maar dan zie je als het ware psalm 103 [de vorige keer al even aangehaald] in werking treden. Alsof God zich zelf die Psalm herinnert: nee, niet eindeloos blijf Ik twisten, niet eeuwig duurt mijn toorn. [5.1]Ik kan het niet! Zo wil ik het niet!

 

Even nog iets uit het vervolg van die psalm: Hij [God] – staat er - straft ons niet naar onze zonden, Hij vergeldt ons niet naar onze schuld. (…) Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze zonden van ons verwijderd (…) Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.

 

[6]Dat laatste he … waarvan wij gemaakt zijn … uit stof gevormd. Dat weet Hij. Hij weet hoe we zijn, dat we telkens weer in zonde vallen. Dat we niet anders kunnen. Zelfs diegenen die dichtbij Hem leven ontsnappen daar niet aan. Maar Hij weet dat.

 

[6.1]En daarom is er toch weer brood. Daar in Bethlehem – maar hier vandaag dus ook.

Want Hij ziet naar je om. Hij weet dat je het zo nodig hebt. Broodnodig.[6.2]

Het is genadebrood. Bestemd voor wie net als Hij weet waarvan een mens gemaakt is.

 

Kom dus straks naar voren. [6.3]Smaak en proef dat God goed is. Eet van het genadebrood. Wéér. Opnieuw. God ziet naar je om. Houd je hand maar open.