Preek over HC Zondag 23

"Wat hebt u er nu aan, dat u dit alles gelooft?"[1]
Net antwoord van de HC gelezen. Maar wat zou u/jij zeggen?
Stel: iemand die niet gelooft vraagt aan je: 'joh, jij gelooft. Jij gaat er 's zondags zelf 2x voor naar
de kerk ­ maar: wat heb je daar nu aan?' Wat zeg je dan? Antwoord je dan met iets als: `Nou eh ... wat ik aan mijn geloof heb is dat ik
rechtvaardig ben voor God en een erfgenaam van het eeuwige leven'[2]
Vraag op catechisaties idd dit antwoord [anders geformuleerd, zonden vergeven door JC]

Ik denk dat veel mensen dit maar een raar antwoord vinden: `Rechtvaardig voor God'.
Is daar dan een probleem mee of zo?
`Als er een God is, dan is Hij liefde. En als er een hemel is dan kom ik daar zeker ook ­ want ik
leef goed, ik doe geen vlieg kwaad'
Hoor je veel om je heen. En dat beïnvloedt me. Want: zo beroerd ben ik toch niet? Nee, niet
volmaakt ­ maar ik doe toch m'n best? Dan is het toch goed?
En trouwens: als ik iemand anders benadeel, onrecht doe, kwets [erg genoeg], maar daar hoeft
God toch ook nog niet tussen te gaan zitten?
Kortom, het moderne levensgevoel zegt: dit kan toch geen issue zijn? Moet het hier nou over
gaan? Maar hier richt de HC ons daar wel op.
Even over de timing van v+a 59: uitleg 12 artikelen afgerond.
Begonnen in HC 7 [met deze spannende vraag]: krijgen alle mensen het heil terug ­ dat heil dat
verloren is gegaan bij de zondeval?
Het [nog spannendere] antwoord was: Nee! Alleen diegenen die door waar geloof bij Christus
horen. [vervolg HC7: wat is dan waar geloof? Inh.? samengevat 12 art. uitgelegd in HC 8-
22]
En dus: cirkel is rond. HC 23 zegt: OK, nu geloof je dit alles. Maar ... wat heb je eraan dat je die
12 art gelooft?'
Nou, je krijgt het heil weer terug! Je bent een erfgenaam van het eeuwige leven.
Dat kwijtgeraakte heil: je krijgt het terug als je bij Christus hoort. Ligt helemaal in het verlengde van de lijn van HC 1:
mijn enige troost ... is dat ik het eigendom ben van mijn trouwe Heiland Jezus Christus.
"Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij". Dat overspant ons hele leven.

Voor we verder gaan: dit moeten we eerst even goed vastpakken.
HC 23 zegt ­ in andere woorden ­ precies hetzelfde als er steeds al gezegd is.
In antwoord 59 richt de gelovige `ik' zich op en zegt:
`Ik ben rechtvaardig voor God en een erfgenaam van het eeuwige leven'
Er staat niet: misschien een rechtvaardig/erfgenaam.
Er staat ook niet: nou ja, dat wil zeggen, dan moet je nog wel ... Pak dat dus vast: jij, met al je manco's die je zelf nadrukkelijk zo ervaart, jij die je probeert vast
te klampen aan Christus: jij BENT rechtvaardig voor God en een erfgenaam van het eeuwige
leven. Pak dat nu vast ­ want anders kom je straks in de knoei bij antwoord 60 [over het geweten dat
je aanklaagt]. Pak goed vast: wie de 12 artikelen gelooft, krijgt het heil terug. Die krijgt wat de
laatste 3 artikelen zeggen: vergeving van de zonden, opstanding van je lichaam [weer verenigd
met je ziel] en het eeuwige leven.

Ok, dus uitgangspunt is: `Ik ben rechtvaardig voor God'. [laat erfgenaam nu zitten; ligt in verlengde]
Daar zoomt HC nu op in. Rechtvaardig voor God: wat is dat dan? Hoe zit dat? Hoe is dat
mogelijk?

Ik ben rechtvaardig voor God! [3]
[rechtv zijn voor God: wat is dat/kan dat/hoe dan/door geloof]

1. ... wat is dat?[4]
Heel kort: rechtvaardig zijn voor God is
Dat je God recht in de ogen kunt kijken. [4.1] Dat er niets tussen jou en Hem instaat.
Kennelijk kan dat ­ dat er wél iets tussen jou en God instaat. Kennelijk kan een mens ook
onrechtvaardig zijn voor God. Hem dus niet recht in de ogen kijken.
Kennelijk kan het er zo met je voorstaan dat God zegt: ga weg. Ik wil je niet zien. Je krijgt het
heil niet terug - geen erfgenaam van het eeuwige leven. Er staat iets tussen jou en Mij in. Wat zou er dan tussen jou en Hem in kunnen staan?
Nou, de zonde natuurlijk. [4.2] Alle verkeerde dingen die wij mensen doen.
Dat botst dus met het moderne levensgevoel.
Maar het is Bijbelse taal. Heel duidelijk.
Heel veel in de Bijbel ­ zo niet alles ­ draait om dat het weer goed komt tussen God en mens.
Rom. 3. Stond het toch maar: [4.3] `Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid v God.'
[daarom begin doopsformulier: wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en
daarom rust Gods toorn op ons zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen ... of wij
moeten opnieuw geboren worden]
Schrift leert dit heel duidelijk. Op veel meer plaatsen
Dit is dus de realiteit ­ waarvan we moeten geloven/belijden: zo erg is het met ons.
Daar is zelfinzicht voor nodig [4.4] ­ gevoed door Bijbelse kennis.
Wie zichzelf goed kent, leert denk ik ook wel af te zeggen: `ik leef toch goed, ik doe geen vlieg
kwaad' etc. En nog een laagje dieper: `de mens is in wezen goed'. Zelfs veel niet gelovige
moderne filosofen zeggen dat niet meer.

Maar goed ­ als ik dat allemaal zo zeg, komt de vraag op: [4.5]
Als de zonde en het kwaad zo diep zitten, kan dat dan we dat er niks tussen mij en God in staat?
Dat kan dan toch niet?

2. ... kan dat? [5]
Als je een ervaren kerkganger bent, dan zeg je nu ook onmiddellijk: [5.1]ja, dat kan, door het geloof!
Dat klopt. De cirkel was immers rond [HC 7: heil terug? Alleen door waar geloof]
Dus het kan. Eigenlijk wisten we dat al.
En nogmaals: laat ajb staan: !!in Christus ben ik rechtvaardig voor God!!

Maar let dan eens op wat antwoord 60 naar voren brengt: [5.2]
`Al klaagt mijn geweten mij aan dat ik tegen alle geboden van God zwaar gezondigd heb en
geen daarvan gehouden heb en dat ik nog altijd uit ben op elk kwaad ...'
Is dat zo? Klaagt mijn geweten mij aan? Klaag uw/jouw geweten je aan?
Of kennen we die spanning helemaal niet? [5.3]Hebben we een `spanningsloos' geloof?
HC 1: wat heb ik nodig om getroost te worden: óók dat ik weet hoe groot mijn zonde en ellende
zijn. Als er ­ zoals dat dan heet ­ ellendekennis bij je is, licht voor jou ook de genade niet erg op.
Ligt het gevaar op de loer dat het geloof oppervlakkig wordt. En je niks meer zegt.
Vraag dat jezelf eens af ­ vooral als je merkt dat het geloof je weinig zegt/doet: hoe zie ik
mezelf eigenlijk? [5.4]Als een zondaar die genade nodig heeft? Of valt het allemaal wel een
beetje mee? Als dat laatste zo is: dan valt veel diepte weg uit het geloof. Spanning valt weg en
als je het niet uitkijkt wordt het oppervlakkig.
Maar er moet dus een zekere spanning zijn.
Wat ik vorige keer zei bij HC 22: onderdeel van je levensgevoel: stuk onbehagen. Hier beneden
is het niet helemaal. Hier ook: er klopt hier veel niet. Er is veel mis. Ook met mij.
Uit mezelf: zou ik het misschien niet zo zien. Niet zo zwaar. Maximaal zoals die moderne
filosofen die niet langer geloven dat de mens in wezen goed is. Maar geneigd tot elk kwaad?
Dat is wat de Bijbel je aanreikt. Wat je vervolgens ook wel kunt inzien. En waarvan je even flink
moet slikken.
Die spanning zit heel duidelijk ook in HC 23.
Ons geweten klaagt ons aan, staat er. Nou, dat is dus niet best. Want dat geweten zegt: zwaar
gezondigd en nog altijd uit op elk kwaad.
Dat suggereert: het kan dus niet. Je kunt helemaal niet rechtvaardig zijn voor God. Je geweten
zegt misschien: `hoe denk jij zo voor Gods aangezicht te komen? Dacht je dat dit ermee door
kon?'
Maar dan komt het. Dat woordje `toch'. [5.5]
Ik ben zo verkeerd bezig, maar, zegt de HC, toch schenkt God mij de gerechtigheid en heiligheid
van Christus.
Kan dat ­ rechtvaardig zijn voor God? Ja, dat kan dus toch. Onthoud dat woordje `toch' voor de
rest van uw/jouw leven. [5.6 ­ even laten staan] Eigenlijk kan het niet. Maar het kan toch.

3. Hoe dan?[6]
Hoe kan het dus toch. Laat ik u dat vertellen aan de hand van Maarten Luther[6.1]. Hij zou HC 23 zo
geschreven kunnen hebben. Die spanning waar ik het net over had ­ voelde hij 200%. Luther zag hoe zondig hij zelf was.
Ondanks zijn leven als monnik. Zijn geweten bleef hem aanklagen. Want hij merkte: ook in het
klooster blijf ik die zondige aard houden.
Luther werd bang. Bang voor Gods straf. Hij liep stuk op Gods gerechtigheid: God moest hem
wel straffen ­ dat was alleen maar logisch.
Maar er was iets wat Luther niet begreep.
Hoe kan er nou in Romeinen 1 staan: `de rechtvaardige zal uit geloof leven'? Niemand is
rechtvaardig. Het laat hem niet los. Zelf zegt hij: `Ik bleef maar kloppen op die tekst'. Mooi!
En dan op een dag komt de doorbraak.
Bezig met een preek over Psalm 31:2 (oude vert.): [6.2]
"Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid" [vers hebben we berijmd gezongen ­ daarom dus]
De hele tijd voelde hij al wel aan: `er is iets wat ik niet zie'.
Kwartje valt. Want:
Luther ziet, er staat niet `ontkomen aan uw gerechtigheid'. Dat zou logisch zijn. Volgens Luther
dan. Die gerechtigheid is immers [vlgs L.]: de knoet erover. Straf. En nog terecht ook.
Nou, daar zou je natuurlijk graag aan ontkomen.
Maar zo staat het er dus niet. Er staat: door uw gerechtigheid".
Het staat er echt. Maar hoe kan dat? Luther snapt er niets van.
Maar concludeert wel: kennelijk kan dat dus! [mooi hoe hij zich door Schrift laat leiden!]
De vraag wordt nu niet of het wel kan, maar hoe dat dan kan!
Je ziet 't voor je: Luther ijsberend door z'n studeerkamer. Onrustig. Hij gaat weer zitten. Bladert
in z'n Bijbel en leest voor de zoveelste keer Romeinen 1. En dan ontdekt hij het!
[7]Hij ontdekt dat Gods gerechtigheid in Romeinen 1 niet een eisende gerechtigheid is, maar
een gevende of ook wel toerekende gerechtigheid.
M.a.w.: God eist niet van alles van je maar Hij geeft je gerechtigheid. Wat een merkwaardige gerechtigheid is dat!
Geen mens zou dat zo doen. Maar zo doet God het. Ook gelezen in Romeinen 3,26:[8]
"God wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: Hij laat ons zien dat hij
rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus Christus gelooft."
Nogmaals: wat een merkwaardige gerechtigheid is dit!
God laat zien dat Hij rechtvaardig is ­ staat er. Maar niet door de schuldigen te straffen. Die
spreekt Hij juist vrij ­ als ze in Christus geloven.
Geen wonder dat Luther dat niet zomaar snapt.
[laten we niet net doen alsof wij het wel snappen!]
God bewijst zijn rechtvaardigheid door ... ons vrij te spreken!!!
Luther ontdekt: Christus en ik, wij ruilen van plek. Hij de straf die ik had moeten hebben en ik
de gerechtigheid en heiligheid die Hij heeft.
Dat is wat Luther ooit "de vrolijke ruil" noemde.[8.1]
Nl. dat God tegen je zegt: "Jij bent rechtvaardig en heilig! Niet omdat je geen zonde doet. Maar
omdat Christus volkomen rechtvaardig en heilig was. En daarom ben jij dit in mijn ogen ook!"
De ruil is dus dat Christus met ons van plaats is gewisseld. Hij droeg onze straf en wij ­ wij
krijgen zijn gerechtigheid en heiligheid.
Precies dus wat de HC zegt in antw 60. Toch schenkt God mij ... [voorlezen]
[En ook doopsformulier in de eerste vraag: belijdt u dat onze kinderen, hoewel ...., toch in
Christus geheiligd]

4. Door geloof! [9]
Hoe komt die ruil tot stand?
HC: alleen door geloof in Jezus Christus. Ook in Romeinen 1 en 3: Nog één keer 3,26:
"God wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: Hij laat ons zien dat hij rechtvaardig is
door iedereen vrij te spreken die in Jezus Christus gelooft."
Je moet dus geloven. Méér niet. [9.1]
Is het dan niet belangrijk hoe je leeft, wat je doet en wat je juist niet doet?
Natuurlijk wel. Komt in HC 24.
Maar eerst moet je dit goed weten: je hoeft alleen maar te geloven.
Ik hoef niet eerst iets te presteren om door God als rechtvaardige gezien te worden.
God kijkt naar mij door Christus. [9.2]Hij is het die ervoor zorgt dat wij rechtvaardig zijn.
Vanwege die ruil.
Nu volgt er een heel mooie en belangrijke toevoeging.
Om te voorkomen dat we ook in ons geloof willen presteren ­ want zo zitten we toch een
beetje in elkaar nietwaar? ­ zegt de HC erbij: [10]
niet dat ik door de waarde van mijn geloof voor God aangenaam ben.
Maw: op je geloof kun je je nooit beroemen [10.1]of je erop beroepen: kijk eens Heer, hoe goed
ik geloof! [10.2] Je hoeft niet te presteren.
NGB (22) prachtig: [10.3]het geloof rechtvaardigt ons niet, want het is slechts het middel
waarmee wij Christus, onze gerechtigheid, omhelzen.

Prachtig beeld voor geloof: het is een omhelzen van Christus. Bedoeld in de zin van: een
reddingsboei waaraan je vastklampt. Zo stevig mogelijk. Want als je loslaat verdrink je toch nog.
Dit snijdt ook deze gedachte de pas af: `mijn geloof is niet goed genoeg'
Je geloof is wel goed genoeg. Juist wel. Want met het middel van het geloof klamp je je vast aan
de reddingsboei Christus. En met zo'n reddingsboei ga je dus never nooit niet koppie-onder.
Het is de reddingsboei die `t `m doet! [10.4]
Dit onderstreept nog eens het pure genade-karakter.
Wat is dit weldadig om te weten, brs+zrs! Jongelui: wat is dit geweldig.
Niet afbeulen om toch ...
Geen mooi CV.
Wat zou het een kramp geven als je toch nog op e.o.a. manier het eeuwige leven bij God moest
verdienen. Wat is het dan weldadig om te weten: dat hoeft ook niet!
[11]Zo word je ook niet op jezelf teruggeworpen.
Je hoeft niet naar redenen of wat dan ook in jezelf te zoeken.[11.1]
Wil je dat aub goed in je oren knopen!
Juist als je hier misschien zit met dat gevoel van: "God neemt mij nooit mee naar het eeuwige
leven". Want dat wil Hij juist wel. Hij vraagt alleen geloof. Weldadig is het: alleen geloof.
[11.2]En dan ook nog een geloof dat zegt: "ik kan het niet, ik hoef het ook niet te kunnen; ik
mag me aan uw genade vastklampen!" Iemand zei eens heel treffend: je kunt niets doen om de
genade meer te laten zijn en je kunt niets doen om het minder te laten zijn.
Dat is nou pure genade. [11.3-laten staan tot tijdens voorspel op lied na de preek] Toch in Christus
rechtvaardig voor God. Toch!