Preek n.a.v. zondag 29

[1 ­ tonen zodra ik begin]Weet u wie dit is? Vast wel. U herkent allemaal koningin Beatrix.
Maar kijk nog eens goed ... is dit echt wel koningin Beatrix? Ik weet niet of u het in de gaten hebt: maar dit is koningin Beatrix niet. Deze afbeelding op de muur is
onze koningin niet. Het is niet meer dan een bundel lichtstralen die de beamer uitzendt op die witte
muur daar. Eén druk op de knop en koningin Beatrix is weg [2=zwarte dia] Ziet u wel? Misschien kent u ook deze beroemde afbeelding wel [3] waar in het Frans onder staat: dit is geen
pijp. Wat de schilder wilde zeggen: hoezeer deze pijp ook lijkt op de pijp van oom Jan ­ dit is geen
pijp. Het is niet meer dan een zeer realistische afbeelding van een pijp. Net als die foto van koningin
Beatrix: het is haar niet ­ het is maar een foto van haar. Laten we die foto er nog maar een keer even bijnemen[4]. We zeggen allemaal meteen: dat is
koningin Beatrix. Toen ik zonet zei: ja, maar het is haar niet ­ toen keek u vermoedelijk vreemd op.
Tenzij u natuurlijk doorhad waar ik heen wilde.
Want zo zeggen we dat als we naar een foto of iets dergelijks kijken: dat is die-en-die. Iedereen
begrijpt: als je er even over nadenkt, dan is het natuurlijk niet echt die-en-die. Ik bedoel maar:
niemand van ons is nu van plan op koningin Beatrix af te stappen, een buiging voor haar te maken en
te zeggen: majesteit, hoe maakt u het? Niemand verwacht dat koningin Beatrix naar voren zal
stappen, ons een hand zal geven en iets tegen ons zal zeggen. En tegelijk: je kunt ook weer niet
zeggen: ze is hier niet. Want daar is die foto veel te levendig, veel te sprekend voor. Je zou zelfs
kunnen zeggen: op een bepaalde manier is ze hier wel. Alleen al doordat ik die foto zie. [5 (begint zwart)] Als je dit aanvoelt, dan ben je al een heel eind op weg om zondag 29 te begrijpen.
In HC 29 gaat het om een voor de tijd waarin die geschreven is heel belangrijke kwestie. Wij beleven
dat vermoedelijk anders. Hoe dan ook, het ging om de vraag: [5.1]veranderen brood en wijn bij de
viering van het Avondmaal in het lichaam en bloed van Christus? Zoals u wellicht weet, was dat de
leer van de RK kerk. Is het nog trouwens, ook al zal niet iedere katholiek dat zo zien. Maar dat
terzijde. De officiële kerkleer was dus [toen en nu]: brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed
van Christus. Er gebeurt tijdens het HA een wonder. Een wonder waardoor Jezus Christus zelf
aanwezig is. Lichamelijk. [6]Nu zou je kunnen denken: ja, hoe komen ze erop? Waarom zou je dat geloven: brood hier in de
buurt ergens door een bakker gebakken wordt opeens lichaam van Christus. En wijn die we uit
Frankrijk [of ergens anders vandaan] importeren wordt opeens bloed van Christus. Hoe komt iemand
daarop? Nou ­ het antwoord is niet zo moeilijk. Die gedachte komt +/- rechtstreeks uit de Bijbel. [6.1]
Neem nou het gedeelte dat we gelezen hebben. Jezus die zegt daarin niet alleen[6.2]: Ik ben het
Levensbrood, dat eeuwig leven geeft. Maar Hij zegt ook: [6.3]wie mijn lichaam eet en mijn bloed
drinkt, heeft eeuwig leven. En wie dat niet doet: die heeft dat eeuwig leven niet. Die wordt niet uit
de dood opgewekt als Jezus weerkomt. We hebben het gedeelte gelezen, dus u herkent het: daar
stond het toch maar: je moet zijn lichaam en bloed eten en drinken. Niet één keer stond het er, maar
wel 4 of 5 keer. En nu is de stap niet zo groot meer. Want zegt Jezus niet zelf, bij de instelling van het
Avondmaal: [6.4][als Hij het brood breekt] dit is mijn lichaam? [als Hij de beker geeft] dit is mijn
bloed? Als je dat verbindt met wat Jezus eerder had gezegd over dat je zijn lichaam en bloed moet drinken,
dan kun je de gedachte wel snappen: nou, dan moeten brood en wijn dus op een of andere manier
veranderen in het lichaam en bloed van Christus. In het Avondmaal gebeurt wat Jezus daar in de
synagoge van Kafarnaüm zei. Daar, toen, snapten ze het niet. Je hoort hen verbijsterd vragen: wat?
Wil die man ons zijn lichaam te eten geven? Eten van mensenvlees ­ dat is immers kannibalisme.
Bedoelt Jezus dat nou echt ­ vragen ze zich af. Dat is immers godslasterlijk. Zoiets mag helemaal niet!
Jezus corrigeert hun gedachte niet. Hij zegt niet: nee, zo bedoel ik het niet. Je moet het niet zo
letterlijk nemen. Nee, na al die vertwijfelde vragen zegt Hij het juist nog een keer: je moet mijn vlees
eten en mijn bloed drinken.
Wat ik maar zeggen wil: de gedachte dat er iets gebeurt met brood en wijn ­ die is zo raar niet.
En zo heeft de christelijke kerk het ook eeuwenlang geloofd. [6.5]Bij het Avondmaal eet je Christus'
lichaam en drink je zijn bloed. Brood en wijn worden door een wonder van God daarin veranderd ­
ook al blijft het eruit zien als gewoon brood en gewone wijn, en ook zo proeven. Pas in de tijd van de Reformatie[7] ging men het [weer] anders zien. Maar Luther bijvoorbeeld kon er
ook weer niet helemaal afstand van nemen. Aan de ene kant was hij heel duidelijk: nee, geen
verandering in lichaam en bloed. [7.1] Maar aan de andere kant: de Heer zegt toch heel duidelijk: dit
is mijn lichaam. Dat Jezus dat zelf zo gezegd had [dit is mijn lichaam] ­ dat woog voor Luther heel
zwaar. En dat wilde hij dan ook vasthouden, die woorden van Jezus zelf. Maar hoe moest dat?
Luther kwam ertoe om te zeggen: in, met en onder het brood komt Christus zelf mee. Christus is
werkelijke lichamelijk aanwezig. Hoe ­ dat blijft een mysterie. Als gereformeerden[Calvijn, Zwingli] gaan we niet mee in deze gedachte van Luther[7.2]. Maar ik
denk wel dat we even zijn punt moeten pakken. Ik vermoed dat we dat namelijk meestal niet doen.
De meesten van ons zullen denk ik zeggen: brood=gewoon brood en wijn=gewoon wijn. Verder is er
niets aan de hand. Het is een manier om Christus te gedenken. Heel beeldend, dat wel. Maar het is
vooral een gedachtenismaaltijd. Maar dan maken we ons er veel te makkelijk van af. [7.3] Dan geven we geen antwoord op de vraag
die Luther zich stelde: wat betekent het dan dat Jezus zelf zegt: dit is mijn lichaam. Waarom spreekt
hij dan zo? Dat is ook de vraag die de HC stelt [daar kom ik zo op].
[8 (begint zwart)]
Daarom wil ik vanmiddag/avond ook niet met u allerlei teksten en manieren van Bijbeluitleg bij langs
waaruit dan blijkt dat brood en wijn toch echt niet veranderen in lichaam en bloed van Jezus. Dat zou
ook een beetje preken voor eigen parochie zijn [mooie woordspeling in dit verband!], want dan zou
deze preek eropuit komen: zie je, de gereformeerden hadden gelijk, de RK helemaal fout en Luther
had het ook nog niet helemaal begrepen. Die aanpak wil ik dus vanmiddag/avond niet volgen.
Want dan missen we een heel belangrijk punt. [8.1] Namelijk dat we in het Avondmaal wel degelijk
met de aanwezigheid van Christus zelf te maken hebben
. En dat we Hem wel op een of andere
manier eten en drinken. Daarom begon ik met die foto van koningin Beatrix. Waarvan we zeggen, ook al is dat dus niet zo: dit
is koningin Beatrix. Eigenlijk gaat het in het HA op precies dezelfde manier: ook al vindt er geen
verandering plaats, brood en wijn zijn lichaam en bloed van Christus. De tekenen zijn zo levensecht,
ze lijken er zozeer op, dat je ­ in navolging van Jezus zelf ­ gewoon kunt zeggen: dit is het lichaam en
het bloed van de Heer. Het is alsof Hij gewond en gebroken, al bloedend hier onder ons is. Laat ik nog op een andere manier zeggen. Dan wordt het misschien duidelijker: als bij de viering van
het Avondmaal het brood wordt gebroken en de wijn wordt vergoten: dan kun je niet zeggen: [9] het
is maar brood en wijn. Op dat moment mag niemand ervan hebben die niet gelooft of zich als een
ongelovige gedraagt. Want op dat moment wordt Christus wel degelijk uitgedeeld. Ik moet het
anders zeggen: deelt Hij zichzelf uit. Als je brood en wijn aanpakt, dan pak je wel degelijk Hemzelf
vast[9.1], hetzij met een gelovig hart [en dan is het goed] [9.2], hetzij uit sleur, gewoonte, zonder
geloof ­ en dan is het, zegt de Bijbel, tot je oordeel. Dus het is zeker niet `gewoon brood en gewoon
wijn'!

Nu moeten we even goed opletten. Want tot nu toe zou je nog kunnen zeggen: wat maakt het uit?
Wat maakt het uit op welke manier je gelooft dat Christus in het HA aanwezig is [want daar gaat het
immer om]? Als je maar HA viert. Want dat heeft Hij ons immers opgedragen ­ ook al zou je niet
precies begrijpen wat daar dan precies gebeurt met brood en wijn. Nou, die gedachte daar zit op zich
wel wat in. Maar: toch maakt het meer verschil dan je denkt. Dat is ook wel gebleken in de
geschiedenis. Het belangrijkste is wel dat je gaat denken dat je door brood en wijn zelf ­ immers lichaam en bloed
van Christus ­ vergeving van zonden krijgt. Als je maar brood en wijn aanpakt en het eet en drinkt,
dan komt het goed. Dan zit er dus magische kracht in brood en wijn. Dat is precies wat men wel heeft gedacht. Iedereen kent wel de uitdrukking: [9.3]hocus pocus. Weet
je waar die vandaan komt? Het komt uit de tijd dat de mis nog in het Latijn werd gehouden. En bij
het uitdelen van het brood/de hostie, zei de misdienaar: hoc est corpus. Dat is Latijn voor: dit is het
lichaam. Daar kwam dan nog achteraan: Christi ­ van Christus. Maar als je die woorden neemt: `hoc
est corpus' en je moet die als misdienaar telkens weer zeggen, dan wordt dat wat mompelend hoc-
est-corpus/ hoc-est-corpus/ hoc-est-corpus en omdat de mensen geen Latijn kenden hoorden ze
daarin: `hocus pocus'. En niet toevallig werd dat een soort toverformule: als je dat zegt, dan gebeurt
er een toverwonder. Nou, als het Avondmaal iets niet is, dan is het wel een toverwonder! In de zin
van: je eet en drinkt en hupsakee al je zonden zijn weg. Dus nogmaals: dat is nou net niet de
bedoeling van het Avondmaal. Dat is niet de manier waarop Christus zichzelf bij het Avondmaal
uitdeelt. Brood en wijn hebben niks magisch in zich. Alsof zij ons reinigen. De HC verbindt dat met de
doop: het doopwater doet niks. Het wast je echt niet schoon van je zonden. Dat kan dat doopwater
ook helemaal niet. Dat is iets wat God doet. De doop is slechts, alleen maar [woorden van de HC!]
een door God gegeven teken en waarborg ervan. Nu is er wel een verschil tussen HA en de doop. Ik bedoel nu de manier waarop Jezus daarover
spreekt. Jezus' spreken over de doop kan namelijk nooit zo uitgelegd worden dat Hij gezegd zou
hebben: het doopwater zelf bezit zonden-reinigende-kracht. Ook volgens de RK kerk blijft het
doopwater gewoon water ­ ondanks alle verschil die er verder nog in doopopvatting is. Maar het
water blijft gewoon water. Maar wat betreft brood en wijn: die heeft Jezus wel heel duidelijk zijn
lichaam en bloed genoemd. Waarom? Dat is eigenlijk de tweede vraag in deze zondag. Een logische
vervolgvraag, na het eerste antwoord. Dat zei: nee, brood en wijn veranderen niet. Ok, pakt de
tweede vraag dit op, ok ­ als dat zo is: waarom noemt Christus brood en wijn dan wel zijn lichaam en
bloed? En waarom spreekt Paulus dan van een gemeenschap ­ dat is dus een vorm van eenwording ­
met het lichaam en bloed van Christus? Nou, zegt de HC, daar had Christus een heel dringende reden voor. Want zijn lichaam en bloed zijn
namelijk voedsel voor je ziel. [9.3]Zoals gewoon brood en wijn voor je lichaam zijn, zo is Hijzelf - zijn
gekruisigd lichaam en vergoten bloed - voedsel voor je ziel. Zie je hoe beeldend de HC hier spreekt?
Wat mysterieus zelf. Het gaat dan ook over heel diepe zaken!
De NGB gaat nog veel verder [dan de HC]. Moet je horen [art. 35]: [10]
Toch vergissen wij ons niet, als wij zeggen dat wat door ons gegeten en gedronken wordt, het
eigen en natuurlijke lichaam en het eigen bloed van Christus is
. Maar de wijze waarop wij
deze nuttigen, is niet met de mond, maar geestelijk, door het geloof
. Zo blijft Jezus Christus
altijd gezeten aan de rechterhand van God, zijn Vader, in de hemel en deelt Hij Zichzelf toch
aan ons mee door het geloof. Bij dit geestelijke feestmaal geeft Christus ons deel aan Zichzelf
met al zijn schatten en gaven en doet Hij ons zowel Zichzelf als de verdiensten van zijn lijden
en sterven genieten. Hij voedt, sterkt en troost onze arme, verslagen ziel door ons te eten
te geven van zijn lichaam, en verkwikt en vernieuwt haar door ons te drinken te geven van
zijn bloed.

Zie je, aan de ene kant probeert de NGB hier maximaal de woorden van Jezus en ook Paulus te
honoreren. Die eerste zin: toch vergissen wij ons niet ... eigen en natuurlijke lichaam. Zo mysterieus
mag, nee moet je er in navolging van Christus over spreken. En tegelijk zeggen, zoals hier gebeurt:
dat eten is niet lichamelijk. Nee, je moet Hem geestelijk eten. Dat is: [11] je moet helemaal
doordrongen raken van Christus. En dat is een werk van de Heilige Geest. [11.1] De HC volgt hier de oplossing van Calvijn: hoe is
Christus in het HA aanwezig? Door de Heilige Geest. Christus is lichamelijk in de hemel ­ maar
geestelijk aanwezig. Door de Heilige Geest. De Heilige Geest maakt de verbinding: die zorgt dat je
deel krijgt aan het echte lichaam en bloed van Jezus. Dat je bij Hem letterlijk dus!!! ingelijfd wordt.
[11.2] Zozeer word je één met Hem. Vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente, zoals de vorige
zondag [HC28] het verwoordde. Terecht kwam hierbij vorige week [preek Lieuwe] het huwelijk ter
sprake. De onlosmakelijk eenheid die er is tussen man en vrouw ­ waarin ook letterlijk sprake is van
lichamelijke eenwording. Zonder oneerbiedig te willen zijn: zo close wil de Geest je ook aan Christus
verbinden. Dat is dus wat het HA niet alleen wil uitbeelden, maar ook doen. Het is als met die foto waarmee ik
begon: brood en wijn, ze zien er uit als vlees/lichaam en bloed. Het lijkt er zo sterk op dat je kunt
zeggen: het zijn lichaam en bloed van Christus. Niet echt, maar wel levensecht. Zo echt dat als je
brood en wijn ontvangt, je het mag zien als deel krijgen, onderdeel worden en zijn van Christus zelf.
Dat is wat wel genoemd wordt de unio mystica. [11.2] Een mystieke unie=eenwording met Christus.
En let op: dat is individueel [zo spreek ik er nu vooral over], maar ook samen. Samen één lichaam
[aspect komt andere keer aan de orde ­ vreemd dat de HC hier verder die over spreekt mbt HA] Zo kom ik bij een laatste gedachte. Die heeft te maken met die eenwording. [12] Het Avondmaal laat
het je zien, zegt het je aan, wil je ervan verzekeren: geloof het en in geloof ben je dan één met
Christus
. Dan ben je vergeven en mag je het zeker weten. Want dat lichaam van Hem ­ dat is ook het
lichaam van jou. De straf die Hij droeg, voor God is het alsof jij die zelf droeg. [12.1] Want je bent
inbegrepen in dat lichaam.
HC: `alsof wij in eigen persoon voor onze zonden alles geleden en onze
schuld aan God voldaan hadden.' Maar daar komt dan nog iets bij [ook iets wat de HC in de 3 zondagen over het HA niet noemt]: één
zijn met Hem, deel uitmaken van zijn lichaam, betekent dan ook: zijn gezindheid hebben. [12.2]
Worden zoals Hij. Zijn zoals Hij. Als ik nog een stapje verder ga, en gezien de manier waarop de HC en
NGB spreken mag dat ook: alsof je Hem bent. Dat is iets wat de Heilige Geest wil bewerken. [12.3] Die wil je omvormen, telkens weer en telkens
meer. Als deel van zijn lichaam wil de Geest je ook de gezindheid van Christus geven. Die gezindheid
komt ook heel duidelijk in het HA naar voren. Die eet en drink je in. Daarom zegt Christus van dat
brood en die wijn: dat ben Ik. Of: zo ben Ik. Mijn identiteit is: ik heb me opgeofferd. En ook op die
manier kun je dus zeggen: brood en wijn zijn Christus. Net als die foto: het staat levensecht voor je.
Het HA is als die foto. Je ziet Hem in zijn opofferingsgezindheid. Zijn liefde. Zijn `de ander willen
dienen'. Barmhartigheid bewijzen [Michazondag], willen geven. Delen. De andere wang toekeren. En
soms ook: lijden. Bespot worden. Ik denk even aan onze vervolgde brs en zrs. Zij delen op een heel
speciale manier in het lijden van Christus. Zo spreken Paulus en Petrus erover. En heel wonderlijk:
dat kun je zelfs als een eer zien. De vraag is nu ­ en die vraag stelt het HA je feitelijk: [12.4] wil ik dat? Wil ik helemaal onderdeel zijn
van Hem. Helemaal één zijn met Hem? Die vraag krijg je, niet alleen als het HA gevierd wordt. Bij het
HA mag je letterlijk doen wat je elke dag moet doen: Hem eten en drinken.
Zorg dat je Hem binnenkrijgt, elke dag. Hij is het levende brood.