Preek n.a.v. Joh. 8,3-11 [meteen 1]

Bent u/jij ook zo verontwaardigd over deze vrouw [1.1]? Overspel plegen ­ dat doe je toch niet?! En
dan ook nog eens een groot feest ter ere van God. Nee, dit kan echt niet. Hier moet straf op volgen.
En stevig ook. [2] Ik voel die verontwaardiging eerlijk gezegd niet. Niet zo sterk in ieder geval. U/jij wel? [2.1] Ik
denk dan al gauw: [2.2] wie weet hoe eenzaam ze was in haar huwelijk. En: [2.3] wie weet wat er nog
meer achter de voordeur gebeurde. En dan ga je naar Jeruzalem om daar dat grote feest mee te
maken en ontmoet je daar een man die jou wél begrijpt. Heel goed zelfs. Het voelt goed. En van het
een komt het ander. Nu is begrip tonen voor de omstandigheden waarin iemand iets doet heel belangrijk. Heel Bijbels
zelf. Maar ons begrip voor deze vrouw staat ons hier in de weg. Want de Joden in de tijd van Jezus
vonden overspel echt heel ernstig. Op veel begrip van de omstanders kon die vrouw echt niet
rekenen: `op het feest nota bene, nou moet het toch niet gekker worden!' De mensen van toen waren dus diep verontwaardigd [2.4]. En die verontwaardiging moeten wij ook
even goed voelen. Stel je voor dat niet die vrouw daar opgebracht werd, maar een pedofiel die
betrapt was op het plegen van ontucht met jongens. [2.5] Hij wordt bij Jezus gebracht met de vraag:
`wat moet er met hem gebeuren?' En jij staat daar samen met een groot aantal omstanders. Ik denk
dat wij zouden eisen dat Jezus rechtvaardig maar streng zou oordelen en dat de straf niet mild zou
zijn. Want dit kan echt niet. Dit is zo ontzettend fout.
Geen misverstand daarover: dat is ook ontzettend fout. [niet te vergelijken met overspel ­ gaat even
om verontwaardiging!!] Verontwaardiging maakt zich van mij meester als ik hoor wat er allemaal in
de RK kerk is gebeurd. Ook wel plaatsvervangende schaamte. Maar vooral diepe verontwaardiging. U
vergaat het net zo, vermoed ik. Nou, dat gevoel moeten we even vasthouden. Misschien zijn we er te netjes voor, maar we moeten
even voelen dat er maar iemand op het juiste moment hoeft te roepen: `gooi maar' [3] en dat we
dan zelf ook bereid zouden zijn om een steen op te pakken. Of iets actueler: we zijn bereid allemaal
onze schoen te pakken en te gooien. Want we zijn enorm verontwaardigd. Die verontwaardiging moeten we een even voelen om dit verhaal goed te begrijpen. Dan voelen we
ook meteen aan hoe spannend die vraag van die dominees van toen is. En hoe bijzonder het is wat
Jezus doet. Wij hebben snel ons oordeel klaar ­ maar Jezus niet. Hij staat niet klaar om te gooien.
Waar wij meteen zouden (ver)oordelen, doet Jezus dat niet. Wat zit daar achter? Waarom doet Hij
zo? En wat betekent dat voor ons vandaag? Voor jou, die misschien wel voor het eerst in je leven een
kerkdienst meemaakt ­ en voor jou voor wie het misschien al de 3000e keer is. Ik ga nu in een paar stappen dit verhaal proberen uit te leggen. [4] Eerst schets ik kort het dilemma
en vervolgens ga ik in op hoe Jezus dit dilemma oplost, namelijk
`wie zonder zonde is: gooi maar de eerste steen!'

[spiegel voorgehouden]
`ga naar huis en zondig niet meer'.



[tweede kans geboden]
Met die twee uitspraken laat Jezus op heel diepe wijze zien hoe God is. Hoe Hij naar mensen kijkt.
Naar deze vrouw ­ maar ook naar u, jou en mij.

1. [5] Het dilemma
Jezus was een populaire prediker. [5.1]
De mensen luisteren graag naar Hem. Hij doet ook wonderen [5.2]. Zo geneest Hij veel mensen. Maar
de gevestigde orde is niet blij met Hem [5.3]. Hij ondermijnt hun gezag. En dus zoeken ze naar een
gelegenheid om Hem in diskrediet te brengen [5.4]. Ze willen Hem klem zetten. Herkenbaar gedrag
niet? Maar iemand klem zetten ­ dat gaat natuurlijk niet zomaar. Niet bij zo'n populair iemand als
Jezus. Dan moet er echt wel iets gebeuren wil Hij in opspraak komen. Ze hebben mazzel: er wordt
een vrouw op overspel betrapt. Op heterdaad. En eentje is er zo snugger om te zeggen: [5.5] `weet je
wat we doen? We brengen haar bij Jezus. Dan mag Hij zeggen wat er moet gebeuren. [6] Je zou denken: dat ligt voor de hand? Ze zeggen het zelf al: op overspel stond de doodstraf door
middel van steniging, voor de man en de vrouw die het betrof. Dat stond in de Bijbel van toen, het
Oude Testament [6.1]. Duidelijk dus. Maar [6.2] toch is er een groot probleem: deze wet is onuitvoerbaar geworden. Want
de Romeinen zijn de baas in het land en van hen mocht dit niet [6.3]. Bovendien zijn er aanwijzingen
voor dat de Joden in Jezus' tijd zich sowieso al ongemakkelijk voelden bij het idee om voor overspel
de doodstraf op te leggen [6.4]­ hoezeer men overspel ook veroordeelde.
[7] Dus dit is het dilemma:
De sympathie bij het volk voor Jezus zou kunnen omslaan als Hij nu zou zeggen: `inderdaad, deze
vrouw moet gestenigd worden'. Maar eigenlijk kan Hij niet anders. Hij kan het ook niet maken om te
zeggen: `ja, dat heeft Mozes wel gezegd, maar ...' Dan zouden ze Hem erop kunnen pakken dat Hij
afwijkt van wat de Bijbel zegt. Dat zou niet op veel begrip van de mensen kunnen rekenen. Kortom,
Jezus staat klem. Hoe zal Hij zich uit dit dilemma weten te redden? 2. [8] Jezus houdt je een spiegel voor
De aanklagers denken: `we hebben Hem klem!' Maar dan draait Jezus de rollen om. Door één
zinnetje maar [8.1]: `Wie zonder zonde is, gooi de eerste steen maar!' Daarmee houdt Jezus hen een spiegel voor. Heel uitdagend. Heel confronterend. Hun vinger was op
die vrouw gericht. Ze hadden alleen niet door dat wie met zijn vinger naar een ander wijst, nog altijd
met vier vingers naar zichzelf wijst. Maar daar worden ze zich nu bewust van. Door dat zinnetje van
Jezus. Met die zin stelt Hij hen de vraag: `ja, jullie beschuldigen nu wel deze vrouw, maar hoe zit het
met jullie zelf?' Jezus doorziet hen. Ze beseffen het: `ons zaakje stinkt' [9]en beschaamd druipen ze
af. Ja, op zich hebben ze een goeie vraag gesteld. [9.1]In de collegebanken had-ie niet misstaan: een
mooie theologisch ethische casus. Maar hoe correct de vraagstelling ook is, het is zo onzuiver als
maar kan wat ze doen. Herkenbaar, niet? Je kunt formeel een goede vraag stellen, formeel gelijk
hebben, terwijl je ergens wel weet dat je motieven hartstikke onzuiver zijn. Vol bijbedoelingen.
Manipuleren noemen we dat vandaag. Het was hen helemaal niet om die vrouw te doen. Ze
gebruikten haar puur als middel om een luis-in-de-pels ­ want zo ervoeren ze Jezus ­ te
dwarsbomen. Ook weer zo herkenbaar menselijk. Die vrouw wordt hier niet als mens behandeld ­
maar als middel gebruikt voor een bepaald doel. Nog iets. [9.2]Was dit een eerlijk proces? Er valt meer over te zeggen, maar ik pik er even één ding
uit. Want: waar is de man eigenlijk met wie zij overspel had gepleegd? Die moest toch net zo goed
gestenigd worden?!! Maar die hadden ze niet nodig voor hun vraag aan Jezus. Hebben ze hem soms
laten gaan. Je weet wel ­ mannen onder elkaar? [9.3]Hielden ze er soms een dubbele moraal op na?
Ik denk trouwens dat we dat wel een beetje herkennen: een jongen die met verschillende meisjes
naar bed gaat, is stoer. Maar een meisje dat met Jan en allemaal naar bed gaat noemen we een hoer. Maar goed - het zaakje stinkt. Ze beseffen het: `we zitten fout, helemaal fout' en ze druipen één voor
één af. Maar Jezus' uitspraak gaat dieper [10]. Hij zegt niet: `ok, als jullie vinden dat dit zaakje niet stinkt,
gooi de eerste steen maar'. Nee, Jezus zegt heel in het algemeen: `wie zonder zonde is'.
Jezus dwingt die aanklagers, maar ons allemaal, [10.1]tot algeheel zelfonderzoek: `ik ben dan wel
hevig verontwaardigd over het misbruik van kinderen, maar wie ben ik dat ik klaar sta om de eerste
steen te pakken en gooien maar?!? Ben ik dan zo'n volmaakt, perfect persoon - zonder handvaten,
zonder gebreken? Laten we daarom allemaal onszelf maar even afvragen: hoe zit dat eigenlijk bij mij? Waar zitten mijn
gebreken? Word jij misschien gauw kwaad [10.2]op je vrienden, je moeder, je man/vrouw? Zie jij
soms groen en geel van jaloezie[10.3] als je klasgenoot een nieuwe mobiel heeft en jij hebt er nu
even geen geld voor? Ben jij je er bewust van als je je medemens [10.4] tekort doet? Als je roddelt
[10.5]met je buurvrouw? Als je je afsluit voor anderen, misschien bij je in de wijk? Als je je klasgenoot
aan het pesten bent [10.6]?
Ik zou je eens willen uitdagen om eerlijk voor jezelf je zonden onder ogen te zien! Jezus laat ons dus allemaal in de spiegel kijken. Trouwens, de hele Bijbel doet dat. [11]De diagnose
van de Bijbel van jouw en mijn leven is: niemand is zonder zonde. Ook u, jij en ik niet. Dat is juist het
grote manco in ons menselijke bestaan: vol fouten en gebreken en erger dan dat. Gaat God ons nu veroordelen [11.1] ­ is dat de boodschap van Jezus? Wij mensen mogen dat niet:
elkaar veroordelen [11.2], maar God natuurlijk wel [11.3]! Maar zo is God niet. Als schepper heeft Hij
er misschien alle recht toe. Maar Hij doet het niet [11.4]. Integendeel! Kijk maar wat er nu gebeurt:
Jezus geeft die vrouw een nieuwe kans. 3. [12]Jezus geeft je een nieuwe kans
De aanklagers zijn afgedropen ­ geen proces meer dus.
Maar Jezus dan? Hij is zelf immers zonder zonde. Als enige mens ooit: zonder enige zonde, zonder
gebrek. Kan Hij nu niet de eerste steen pakken? Of dan tenminste een daad stellen en de zonde
eerlijk maar streng straffen? Om te begrijpen wat er nu gebeurt, moeten we even goed beseffen wie Jezus is[12.1]. Jezus is
namelijk naar de aarde gekomen om de mensen van schuld te bevrijden [12.2]. Alle fouten en
gebreken van ons allemaal: daar gaat Hij voor boeten. Jezus zegt zelf [12.3]: `Ik kom niet als rechter,
maar als redder.' Dat maakt Jezus ook duidelijk. Hij zegt: `ook ik veroordeel u niet'. Daarmee bedoelt Hij: `Ik doe in
deze zaak geen rechterlijke uitspraak'. Vindt Jezus dan niet dat het recht zijn loop moet hebben?
Zeker wel. Dat is hier ook niet het punt. Maar Hij is hier niet de rechter. Hij is juist de redder! Heel persoonlijk zien we Hem hier ook als Redder aan het werk. Het is wat wegvertaald, maar er
staat bij [12.4]: Jezus keek haar aan. Hij ziet deze vrouw als mens. [12.5]Niet als een middel om een
lastige vraag te stellen aan een irritante man die het volk in vervoering brengt. Jezus brengt nu in
praktijk wat eerder in de Bijbel ergens staat: [12.6] "Ik [God] haat de zonde, maar heb de zondaar
lief
". Heel concreet: God wil jouw zonden en gebreken niet, maar Hij wil jou wel! Daarom zegt Hij: `ga
naar huis en zondig vanaf nu niet meer'. Deze vrouw ­ die het misschien nog wel zwaar te verduren
krijgt ­ krijgt een tweede kans. Ze mag vooruit kijken. [13] Zo is God. Hij wil je vooruit laten kijken. Jezus zegt: `breng wat achter je ligt, bij Mij. Ik draag de
last van jouw zonde [13.1]. Geef maar hier.' Hoe doe je dat? Door geloof! Geloof dat Hij ook de last
van jouw zonden wil dragen. Dat geloof mag ruimte geven. Dan mag je vooruit kijken. Je ben niet
minderwaardig, je bent geen nul. [13.2]Je bent kostbaar in Gods oog. Elk mens is dat.
[13.3]Zo kostbaar dat Jezus ervoor aan het kruis met zijn eigen leven betaald heeft. Zo kijkt God naar
ook naar jou: als een kostbaar iets. [13.4]Waard om helemaal voor te gaan. Misschien zijn er in jouw leven ook wel allemaal dingen gebeurd [14]­ allerlei narigheid.
Misschien denk je ook wel: God wil mij vast niet meer. Want ik heb mijn man/vrouw bedrogen. Ik
heb die-en-die genadeloos onderuit gehaald. Financieel benadeeld. Ik heb m'n kinderen gebrekkig
opgevoed. Te weinig liefde gegeven. Ik heb ... vul zelf maar in. Mensen kunnen dan soms genadeloos
[14.1]zijn. En soms zijn we ook keihard [14.2]voor onszelf. Maar God. Hoe kijkt Hij daarnaar?
Neem vanavond alsjeblieft mee dat Jezus je niet om al die dingen komt neersabelen [14.3]. Dat Jezus
niet tegen je zegt: einde oefening.
Nee, Hij zegt: geef maar hier die last. Ik vergeef het je, als je bij Mij komt. [14.4]Wat je ook gedaan
hebt: Mijn zoon Jezus heeft ervoor aan het kruis geleden [14.5]. Hij heeft zijn leven gegeven ­ ook
voor jou. Als je dat gelooft, legt dat een bodem onder je bestaan [14.6]. Echt.
Bij mensen gaan deuren dicht. Ze schrijven je soms af. Daardoor kun je je zelf soms een nul voelen.
Niks waard. Erg genoeg.
God laat het ons anders zien. Hij geeft je een tweede kans. En als het moet een derde en een vierde
enzovoort ... Hij laat je niet vallen. Amen.