Preek n.a.v. Kol. 3,16 [meteen dia1]

Brs+zrs, ik heb een vraag voor u allemaal. We zijn vanuit onze visie `hoofd, hart, handen' bezig met na te denken
over hoe we het samen gemeente zijn het beste vorm kunnen geven.
Inmiddels zijn er zelfs concrete stappen gezet.
Mag ik u, jou eens vragen: hoe ziet u de gemeente eigenlijk? Wat is volgens u de gemeente? [dia 2]Ziet de gemeente er misschien een beetje zo uit?

Als een plek waar iedereen wel wat doet, ieder met zijn eigen gaven en mogelijkheden­ zij het dat we misschien niet
altijd even gecoördineerd bezig zijn? [dia 3]Of misschien zo? Een plek waar we met verbeten gezichten elkaar tegenwerken?


[dia 4]Of misschien meer zo?


[dia 5]Of toch vooral zo, een plaats van gezamenlijke aanbidding. Van eensgezind gericht zijn op Jezus:



Misschien hebben we allemaal wel een verschillend beeld. Een verschillende beleving. De een is laaiend enthousiast:
wat een fijne gemeente hebben we. De ander kijkt de kat wat uit de boom en zegt: `nou, eerst maar eens zien wat
het wordt. 't Zal mij benieuwen'. En een derde is misschien hevig teleurgesteld en zegt: `van mij hoeft het allemaal
niet zo nodig' ­ en bewaart een veilige afstand. Het gaat me er nu niet om te zeggen: het ene gevoel is goed, het andere is fout. En het gaat er me ook niet om te
zeggen: de gemeente wordt vooral getypeerd door één van bovenstaande plaatjes. Als ik naar de praktijk kijk, dan zit
er in elk van die plaatjes wel wat. En eigenlijk is dat niet zo raar ook. Want waar mensen samen een gemeenschap vormen, daar gebeurt van alles.
Mooie dingen, maar ook minder mooie dingen. Mooie voorbeelden zijn er dan te geven van hoe mensen elkaar
steunen. Maar ook verdrietige: hoe we elkaar soms laten vallen als een baksteen. Of hard oordelen over elkaar. Of ...
vul maar in.


En daarom wil ik vanmorgen het volgende beeld naar voren halen [dia 6]:


Het beeld van een ziekenhuis dus. Dat beeld kan ons namelijk helpen om beter te begrijpen wat de gemeente is. Wat
daar gebeurt en hoe dat gaat.
Natuurlijk, je kunt niet alles in één beeld vangen. Ik zei net al bij die vorige plaatjes: het gaat niet om goed of fout.
Een beeld kan behulpzaam zijn. En zo moet je het gebruiken. Dat gebeurt in de Bijbel ook. Daarom durf ik dit beeld
ook rustig te gebruiken. Het komt zo uit de Bijbel weggewandeld. Sterker nog, je kunt het heel goed koppelen aan
het gedeelte dat we gelezen hebben.
Ik ga één en ander nu verder uitwerken. Dan wordt het hopelijk wel duidelijk. En hopelijk ook hoe het ons kan
helpen in ons samenleven in de gemeente. Concreet: in de wijk. Maar eerst werk ik het beeld van de gemeente als ziekenhuis uit. [dia 7]
1. De gemeente als ziekenhuis
Jezus zegt op een gegeven moment [dia 8]:
`Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel; ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te
roepen, maar zondaars.'
Jezus vergelijkt zichzelf dus met een dokter. Een dokter voor zondaars. Daar is Hij voor gekomen en daar is Hij nog
steeds voor: Hij wil zondaars genezen. Samen met Hem mag je er in dit leven een begin mee maken. Een klein begin,
misschien, maar niettemin een heel belangrijk begin. Als je je onder behandeling stelt van Jezus, dan kom je op het
spoor van zijn Koninkrijk. Dat eens helemaal door zal breken. Iets daarvan mag nu al gestalte krijgen. [dia 9]Paulus heeft het over het afsterven van de oude mens en het
aantrekken van de nieuwe mens. Het is niet iets dat je zomaar even doet. Het kost tijd en moeite, het is een proces.
Je bent er je hele leven mee bezig. Het is geen knop die je omzet en dan is het klaar. Nee, je moet je onder blijvende
behandeling stellen van Jezus Christus [dia 10]. Ik kom daar nog op terug: maar Jezus, Hij is de geneesheer en het
medicijn. [dia 10.1] Eerst nog even over de patiënten. Je bent pas patiënt als je je onder behandeling stelt. [dia 10.2]En dat is precies het
punt in die uitspraak van Jezus: `gezonde mensen hebben geen dokter nodig'. Hij zei dat tegen mensen die Hem niet
moesten en die het afkeurden dat Hij met allerlei zondaars aan één tafel zat. Zijn bedoeling was niet te zeggen: `ok,
prima, jullie zijn gezond. Laat mij nu mijn werk doen door me met de zieken te bemoeien.' Nee, Jezus bedoelde:
jullie zijn ook ziek, maar je denkt dat je gezond bent. En als je dat denkt, ja, dan ga je niet naar de dokter. Vertaald
naar vandaag: dan zeg je: `nee, ik heb Jezus niet nodig. En ook niet zijn ziekenhuis, zijn gemeente. Mij mankeert niks,
of in ieder geval niks ernstigs. Ik red me zo wel.' Wat is het verschil tussen ons en mensen die niet van de gemeente lid willen zijn, mensen die niet geloven? [dia
10.3]Nou, dus niet dat wij betere mensen zijn. [dia 10.4]Dat wij goed zijn en zij slecht! Nee, er is één groot verschil:
wij zijn samen gemeente omdat we hebben leren zien dat ziek zijn [dia 10.5]. Dodelijk ziek ­ op weg naar de
geestelijk dood ­ tenzij ... we ons laten behandelen. Tenzij we ons onder blijvende behandeling stellen. Dat inzicht mag ons bescheiden maken. Naar mensen toe die niet geloven. Maar ook naar elkaar toe in de gemeente.
We zijn elkaars medepatiënten. [dia 11] Samen liggen we op de ziekenzaal, lopen we door de gangen enzovoort.
Zoals dat in een ziekenhuis gaat. Je bent lotgenoten van elkaar en dat schept een band [dia 11.1]. Zo gaat dat
tenminste vaak op ziekenzalen. Vanuit een gedeeld lot: elkaar opbeuren, bemoedigen, goede gesprekken enzovoort.
Precies zo wil God dat graag in zijn gemeente. Daar komt nog iets bij. Paulus wijst er twee keer op in het gelezen gedeelte. Hij zegt tegen de Kolossenzen: jullie zijn
geroepen (vs. 15) [dia 11.2] en iets ieder: God heeft jullie uitgekozen. Jullie mogen zijn heiligen zijn, Hij houdt van
jullie.
Nu kun je heel ingewikkeld doen over de uitverkiezing, maar als je het nou eens zo bekijkt: het slaat elke bodem
onder jou trots vandaan. Jij ligt op de ziekenzaal ­ maar God zelf heeft je daar gebracht in zijn genade [dia 11.3].
Zeker ­ jij mag en moet meewerken ­ maar ten diepste zitten we hier bij elkaar vanwege Gods genade. Hij roept. Hij
bouwt zijn gemeente. In de taal van de HC: `God vergadert zich uit het hele menselijke geslacht een gemeente'. Dan
gaat het over de kerk als geheel, van alle tijden en plaatsen. Maar Hij doet dat ook in de tijd en plaatselijk. Ook hier
in Dalfsen. Zo zijn we hier dus terecht gekomen. God riep. Op allerlei manieren. En nu zitten we hier. Wonderlijk maar waar. En
we kijken om ons heen en verbazen ons nog meer:
`hé, hij ­ of zij - daar, die rara kwinkwanker, ook geroepen. [dia 11.4]. Ik heb vaak moeite om hem te begrijpen. Maar
net als ik, mocht hij gaan inzien: `ik ben ziek. Ik wil mij onder behandeling stellen.'
En je bedenkt: `hij of zij is net zo ziek als ik. Net zo gehandicapt door zonde en gebrokenheid. Bij hem/haar uit het
zich wat anders dan bij mij.' En zo zien we elkaar dus in het licht van de diagnose van de Bijbel: als lotgenoten, als medepatiënten. Door God bij
elkaar gezet om samen door Hem behandeld te worden. En we zeggen tegen elkaar: [dia 11.5]. `wat jij hebt, dat heb
ik ook. Bij mij uit zich het wat anders dan bij jou, maar verder is het 't zelfde. Gelukkig hebben we hier een
fantastische behandeling.' 2. De behandeling[dia 12].
Als ik in één woord zou moeten samenvatten wat voor behandeling Gods ziekenhuis voorschrijft, dan is het: Christus.
[dia 13]. Hij is zowel behandelaar als het medicijn. Christus is het medicijn dat je moet innemen. Ingespoten moet
krijgen. Vers 16 zegt: `laat Christus' woorden in al hun rijkdom in u wonen'. Gezien het gedeelte als geheel, past de
uitdrukking `in al hun rijkdom' goed. Maar eigenlijk staat er: [dia 13.1]. `laat Christus' woorden rijkelijk in u wonen'.
Dat wil zeggen: de woorden van Christus moeten je niet een beetje bezig houden. Nee, ze moeten helemaal in je
wonen. Je moet helemaal vol zijn van de woorden van Christus. Nog anders gezegd: ze moeten onderdeel van je
systeem zijn of worden. Het zal u duidelijk zijn: Paulus bedoelt hier niet dat je Christus' woorden kent. Bij wijze van spreken uit het hoofd
kunt opzeggen. Nee, hij bedoelt: je moet dezelfde houding als Christus proberen te hebben. In mijn intredepreek
ging het over de gezindheid van Christus [dia 14]. Nou, dat is wat Paulus hier ook bedoelt. Het gaat hier niet in de
eerste plaats om doen (dat ook wel) maar vooral om een manier van zijn. Dat blijkt wel uit de beeldspraak, zoals
bijvoorbeeld in vers 12: `je moet je kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en
geduld'. Allemaal mooie eigenschappen. Eigenschappen die de Here Jezus had toen Hij op aarde was. Die Hij heeft
laten zien. En daarvan zegt Paulus: die eigenschappen moet je aantrekken als kleren. Bij de nieuwe mens horen
mooie, nieuwe kleren. Het gaat er dus niet zozeer om dat je af en toe wat medeleven laat blijken. Of je even
bescheiden opstelt, 's een keer wat geduld hebt. Daar is op zich niks mis mee, maar de bedoeling is dat het dieper
gaat: dat het onderdeel van je karakter wordt. Dat is wat Paulus bedoelt met vernieuwd worden naar het beeld van
je Schepper. Terug naar het beeld van God [dia 14.1]. Naar Gods beeld zijn we immers geschapen? Daar wil Hij met
je naar terug. Maar Hij wil niet dat je af en toe iets doet, nee Hij wil je karakter aanpakken. Zodat je het ook wilt. Onhaalbaar ­ denk je misschien. Dit gaat in de verste verte niet lukken. Kijk maar naar de praktijk van het leven van
elke dag. Ja, daar zit wat in. Paulus heeft daar ook oog voor. Wat hij beschrijft is een proces [dia 14.2]: afsterven van
de oude mens. Hij begrijpt dat dit niet makkelijk is. Wat dat betreft begint Paulus ook heel realistisch: laat wat aards
is afsterven. En dan noemt Paulus een waslijst: ontucht, zedeloosheid, hartstocht, lage begeerten, hebzucht, woede
en drift, vloeken en schelden, elkaar bedriegen. Dat was dus kennelijk niet verdwenen. Die Kolossenzen waren heilig,
God had ze geroepen. Paulus zegt zelfs dat ze de nieuwe mens al aangetrokken hebben. En dan toch de oproep om
deze waslijst van zonden voortaan te laten. Realisme hier dus bij Paulus. En zeg nu zelf: bepaald niet overbodig. Maar hoe doe je dat dan: die waslijst van zonden achter je laten. En die mooie kleren van innig medeleven en van
liefde enzovoort aantrekken?
Het geheim is en blijft Christus [dia 14.3]. Hij heeft voor vrede gezorgd tussen God en ons. Dat is wat Paulus bedoelt
met de vrede van Christus [dia 14.4]: de rust die je mag vinden als je je verlost en geliefd weet door Hem [dia 14.5].
Als je weet: daarin ligt mijn waarde. Dat kan niemand mij afpakken. God zelf heeft mij ­ zondaar, klein mensje, niks
meer of minder waar dan ieder ander ­ geroepen. Ik mag zijn heilige zijn, zijn oogappel. Vanuit dat diepe besef
mogen nu de dienende houding van Christus [dia 14.6], zijn liefde, zijn zachtmoedigheid, zijn geduld ons voorbeeld
zijn.

Dat gaat niet zomaar. Ik zei al: het is een proces. Dat wil ik nu nader uitwerken. De behandeling is Christus. Maar de
manier van behandelen zou je kunnen samenvatten onder de noemer:
3. Groepstherapie[dia 15]
Dit beeld ligt in het verlengde van het beeld van een ziekenhuis en de ziekenzaal. Je bent daar niet in je eentje, maar
samen [dia 16]. Losverbondenheid schept een band. En dat is precies wat God graag wil. Hij wil dat we samen één
lichaam vormen. De Bijbel laat ons duidelijk zien: bij Christus horen is niet een individuele aangelegenheid.
Natuurlijk, je geloof is iets heel persoonlijks. Individueel word je opgeroepen om te geloven. Om te Christus als je
verlosser te aanvaarden en Hem te volgen in je leven. Zeker. Maar de manier waarop God wil dat je Hem volgt is:
samen met anderen [dia 16.1]. Dat blijkt ook uit het gedeelte uit Kolossenzen. Heel dat stuk staat in het meervoud. In de NBV staat steeds heel
beleefd `u' ­ maar dat is dan wel steeds meervoud: `jullie' ­ dat is wat er eigenlijk staat [dia 17.2]. We worden hier
dus steeds samen aangesproken. Dus ook dat eerste gedeelte, waar het ging over wat je voortaan moet laten, al die
lelijke dingen. En ook wat daarna kwam over het aantrekken van die mooie kleren. Ook dat is iets gezamenlijks. Dit werpt ook een bepaald licht over vers 16. Laat het woord van Christus rijkelijk in jullie wonen. Dat kun je
individueel opvatten. Prima. Maar dus ook gezamenlijk. Dat blijk duidelijk uit de volgende zin: `onderricht en
vermaan elkaar in alle wijsheid.' [dia 16.3]Logisch eigenlijk. Wat ik aan inzicht en wijsheid mis ­ dat heb jij misschien
en omgekeerd. Niemand heeft de wijsheid in pacht. Allemaal hebben we last van dat defect van de zonde en
gebrokenheid. In niemand wonen alle woorden van Christus in al hun volheid. En daarom moeten we elkaar helpen:
in de gemeente geven we elkaar onderwijs ­ in de volle breedte, alle terreinen van het leven. Echt niet alleen
catechisatie. Dat is Paulus' oproep hier: onderricht elkaar met de wijsheid die je hebt. Dat moet je elkaar niet willen
onthouden, maar jouw inzicht en wijsheid juist ten dienste van elkaar stellen. En als dat nodig is: vermaan elkaar ­of:
wijs elkaar terecht. Met het voorgaande in gedachten: dat onderwijs en vermaan kan nooit hoogmoedig zijn. Hier
helpt de lamme de blinde. Weet u nog: het is een ziekenhuis met groepstherapie. Hoe geef je daar nu goed vorm aan [dia 17]­ zeker als je met zoveel bent, bijna 600? Dat is waar we als gemeente
momenteel mee bezig zijn. De richting die we samen gekozen hebben om zo goed mogelijk vorm te geven is:
wijkgericht werken [dia 17.1]. Daarvoor is er een werkgroep aan de gang gegaan en worden er de komende weken
wijkavonden gehouden. U heeft al een uitnodiging gehad, denk ik, en anders komt-ie vast binnenkort. Maar ten
diepste gaat het op die bijeenkomsten om deze vraag: hoe kunnen we samen zo bezig zijn met elkaar dat de
woorden van Christus rijkelijk onder ons wonen? Hoe geven we dat meervoud ook Kolossenzen 3 gestalte, gewoon
met de mensen, je lotgenoten, die het dichtst bij je in de buurt wonen. Hoe vinden we een manier om zo met elkaar
om te gaan, vertrouwd te raken, dat naast gezelligheid ­ dat lukt vaak wel ­ we elkaar ook onderrichten en te
vermanen?
Mag ik u eens vragen: wanneer hebt u dat voor het laatst gedaan? Wanneer heeft u voor het laatst tegen iemand
vanuit de specifieke wijsheid die u van God heeft gekregen, onderwezen? En wanneer heeft u iemand voor het laatst
vanuit Gods Woord proberen te corrigeren? Ik heb de indruk dat dit niet onze sterkste kant is. Laten we even
aannemen dat ik gelijk heb: kunnen we dan zeggen dat Christus' woorden rijkelijk onder ons wonen ­ op de manier
zoals Paulus dat hier bedoelt? Positiever gezegd: die woorden kunnen nog veel rijkelijker onder ons wonen!
Daarom gaan we in dat licht van Paulus' oproep die mooi aansluit bij onze gemeentevisie ­ hoofd, hart, handen ­
samen een traject in om meer wijkgericht te werken. Natuurlijk, dat is niet het enige wat we als gemeente doen.
Maar vanuit Kolossenzen 3 kan duidelijk zijn: de gezamenlijkheid moet concreet gestalte krijgen. Zichtbaar, voelbaar,
tastbaar. In gezelligheid, maar ook in onderricht en soms zelfs onderling vermaan. Echte groepstherapie dus waarbij
we allemaal aan het infuus liggen met daarin het medicijn: Christus. Zijn woorden. Tenslotte doen we er goed aan om het laatste deel van vers 16 erbij te betrekken. Om in stijl te blijven:
4. Muziektherapie [dia 18]
Paulus roept op om te zingen. Psalmen, hymnen andere geestelijk liederen [dia 19]. Ik pak de hymne er nu even uit.
Een hymne is namelijk een loflied [dia 19.1]. Een lied op de grootheid van onze God. Een danklied. `Wees ook
dankbaar' ­ dat zei Paulus vlak hiervoor. En muziek en zang is een prachtige manier om dat samen te uiten. Van
samenzang gaat kracht uit. Het schept verbondenheid [dia 19.2]. Het is letterlijk God prijzen `op een verhoogde
toon'. Het zet Hem in het middelpunt. Omdat Hij God is. De geneesheer. Onze redder. Samen strekken we onze handen
naar Hem uit. [dia 19.3]Samen in de naam van Jezus.



Amen