Preek over Marcus 2: 1-12

Het is misschien een rare vraag, maar ik stel `m toch: wat zou u of jij graag van Jezus willen krijgen? [1]
Welk verlangen leeft er in je hart ­ een verlangen dat je graag vervuld zou zien. En dat je als het kon
rechtstreeks aan Jezus zou willen voorleggen ­ gesteld dat Hij hier was. Als mens. [even laten nadenken] U heeft er even over kunnen nadenken. Ik ga geen inventarisatie houden, maar ik kan me voorstellen
dat er de volgende dingen zijn opgekomen: [1.1]
-
Gezondheid
-
Geluk
-
Werk
-
Liefde voor andere mensen
-
Vrede

Allemaal mooie dingen. Dingen waar je God ook om kunt vragen ­ absoluut. Daar heeft God echt niks
tegen. We mogen God alles vragen. Juist vanuit het besef dat we in alles van Hem afhankelijk zijn. Alles
is in zijn hand. En toch ... Toch word ik aan het denken gezet door wat Jezus als eerste tegen de verlamde man zegt:
`Kind, je zonden worden je vergeven'. [2] Zit daar toch iets van een volgorde van belangrijkheid in? Die
vraag stel ik temeer omdat de man uiteindelijk alleen maar genezen wordt, omdat Jezus aan de
aanwezige schriftgeleerden duidelijk wil maken dat Hij inderdaad bevoegd is om zonden te vergeven.
Het wonder van de genezing van de verlamde dient als bewijs daarvoor. Het thema van de preek vanmiddag is: `kind, je zonden worden je vergeven'. [3]
De NBV vertaalt met vriend, maar er staat toch echt kind. Heel vaderlijk.
En vanmiddag ook heel toepasselijk. [3.1] Want zojuist werd er een klein kindje gedoopt ­ Vike.
En vanmorgen en straks ook nog vieren we als wat grotere kinderen van God het HA.
Thema is dus: `kind, je zonden worden je vergeven'. 1. Jezus ziet je geloof [4]
Die verlamde man kwam bij Jezus omdat hij genezen wilde worden. Hij en zijn vrienden waren er vast
van overtuigd dat Jezus hem niet alleen kon genezen maar het ook zou doen. Ze zijn niet bang om
afgewezen te worden. Ze gaan zelfs het dak op en maken er een opening in, zo groot dat de vier
mannen hun verlamde vriend naar beneden kunnen laten zakken. Maar ze zijn niet bang dat Jezus zal
zeggen: `hé, wat moet dat daar? Wie repareert dat straks weer? Kunnen jullie niet op je beurt
wachten?' Dat zegt wel iets over het vertrouwen dat ze in Jezus hebben. Nu hadden wel meer mensen
vertrouwen in Jezus. We lezen dat de mensen van heinde en ver kwamen en dat Jezus iedereen genas. Hier bij deze verlamde man en zijn vrienden is dus meer aan de hand. Hun vertrouwen in Jezus is dus in
een bepaald opzicht anders dan dat van andere mensen. [4.1] Meestal lezen we niks over het geloof
van degenen die bij Jezus komen. Maar hier wel. Nadrukkelijk staat er bij: `bij het zien van hun geloof'.
Jezus ziet die mannen en ziet wat wij niet zomaar kunnen zien. Hij ziet hun geloof. In één oogopslag. Uit het verhaal valt niet zomaar op te maken wat dit geloof inhield. Maar de nadruk waarmee gezegd
wordt `bij het zien van hun geloof' doet sterk vermoeden dat dit geloof verder ging dan bij vele
anderen. We lezen verschillende keren dat de mensen zich afvragen wie Jezus toch is. Allerlei mooie
titels komen er dan langs ­ maar lang niet iedereen ziet in Hem de beloofde Messias. En daarom denk
ik: deze mannen zagen dat wel. Ik zeg niet dat ze het hele plaatje voor zich zagen. Maar met hoofdstuk
1 in het achterhoofd, over Johannes de Doper en zijn boodschap over het komende koninkrijk en ­
inderdaad ­ vergeving van de zonden, ligt het voor de hand te denken dat deze mannen geloofden in
Jezus ­ niet als wonderdoener, maar als Messias. Jezus, de Messias, Hij ziet dat geloof. Hij heeft het vermogen om dwars door mensen heen te kijken.
[4.2] Zoals Hij zo meteen ook dwars door de schriftgeleerden heenkijkt. Je zou er haast bang van
worden [4.3]. Hij ziet alles. Maar dwars door alles wat er verder nog in je zit, ziet Hij ook of er geloof is.
Hij ziet wat een ander niet kan zien. Maar jij weet het en God weet het. Dat kan je ook lucht geven. [4.4] Mensen kunnen van alles denken en zeggen. Maar God ziet je als
gelovige. Dwars door je worstelingen heen, dwars door alles wat er nog meer is ­ aan zonden en
gebreken misschien ­ ziet Hij je geloof. Zó ziet Hij je ook aan zijn tafel. Hij ziet daar een kind van Hem
aangaan en brood en wijn ontvangen. Dan mag je zijn stem horen, die tegen jou, net als tegen die
verlamde man zegt: `kind, je zonden worden je vergeven'. 2. Jezus zegt je vergeving toe [5]
Weer even terug naar die verlamde man. Hij kwam voor genezing. Maar hij krijgt vergeving. [5.1] We
zijn geneigd te denken: ja, leuk, maar daar kwam hij toch niet voor? Wat moet hij met deze vergeving.
Ik kan die reactie wel begrijpen. Misschien hebben die man en zijn vrienden ook wel even raar staan te
kijken. Misschien dachten ze wel `hebben we daar nu al die moeite voor gedaan?'. Als we er zo tegenaan kijken, zien we toch iets over het hoofd. We letten dan namelijk vooral op wat
die man niet krijgt. [5.2] Hij krijgt geen genezing. Tenminste, niet meteen. Het is dat hij vlak daarna
genezen wordt, maar anders zouden we een heel raar gevoel aan dit verhaal overhouden. Wat zou u er
van vinden als het verhaal hier was gestopt? Gestopt dus na die zin `kind, je zonden worden je
vergeven'? Maar let even goed op. Deze man krijgt hier wat anderen niet kregen!!!! [5.3] Of nog niet!!! Dit is de
eerste en enige man die van Jezus te horen krijgt: `je zonden worden je vergeven'.
Mijn vraag aan u, jou en ook aan mezelf is: ervaar ik dat wel als een genezende boodschap? [5.4] Ik
begon de preek met de vraag: `wat zou u graag van Jezus krijgen?' Ik merk: mijn diepste verlangen is
niet dat ik van mijn zonden afkom. Afkom, in de zin van: God kijkt er niet meer naar. Ze zijn vergeven. Maar dit is wél het hart van het Evangelie! [5.5] Vergeving van zonden.
Hier bij deze man zijn we er getuige van dat er voor het eerst vergeving wordt uitgedeeld. Hij krijgt wat
nog niemand zo luid en duidelijk gekregen heeft. Jezus komt om de zonde en gebrokenheid met wortel
en tak uit te roeien. En het eerste wat er dan moet gebeuren is: de zonde moet opgeruimd. [6] Dat is dus het eerste. De o zo belangrijk basis, die je niet missen kunt.
[6.1] Dat is ook de boodschap van het Avondmaal: `kind, je zonden worden je vergeven'.
[6.2] Het is ook de boodschap van de doop: `kind, je zonden worden je vergeven'. Bij deze man wordt duidelijk: je kunt er niets voor doen. [6.3] Net zoals Vike er niet voor kan doen. Zo
klein en hulpeloos nog. Die verlamde kon er ook niets voor doen. Een volwassen kerel ­ maar toch zo
hulpeloos. Er was niets dat hij kon om vergeving te verdienen.
Maar dat hoeft ook niet!
Gods genade is gratis.
Zonder enige prestatie van zijn kant, zegt Jezus tegen die verlamde man, maar ook tegen Vike, tegen
u/j/m: `kind, je zonden worden je vergeven'. Dat dit echt waar is, dat Jezus dit kan en mag doen, blijkt tenslotte ook.
3. Jezus' macht om je zonden te vergeven [7]
Ja, dat is makkelijk gezegd: `je zonden zijn je vergeven'. [7.1]Maar is dat dan ook zo? Ik bedoel: die
woorden in de mond nemen is niet zo moeilijk, maar gebeurt het dan ook echt? Worden je zonden dan
op dat moment ook vergeven? [7.2]Nou, niet als ik [7.3] het zeg of een andere dominee[7.4] . Of een RK-priester of desnoods de
paus[7.5]. Mensen kunnen niet namens God zonden vergeven. Dat mogen ze absoluut niet. Alleen God
kan en mag dat [7.6].

Dus daar hebben de schriftgeleerden een punt. [8]Als een mens deze woorden in de mond neemt is dat
godslasterlijk! Jezus merkt wat ze denken. Alweer een wonder. Hij zag het geloof van de verlamde en
zijn vier vrienden. Hij ziet ook wat er in het hart en de gedachten van de schriftgeleerden omgaat. Dat
mag hun al te denken geven. Maar nu komt het. Jezus stelt hun een vraag: [8.1]wat is makkelijker, tegen deze verlamde man te
zeggen: `je zonden worden je vergeven' of `sta op, pak je bed op en loop'? Wij denken misschien: zonden vergeven. [8.2] Want dat kun je makkelijk zeggen. Niemand kan
controleren of het ook echt gebeurt. Nee, zeggen: `sta op, pak je bed op en loop' dat is veel moeilijker.
Voor ons gevoel vereist dat toch echt iets heel speciaals. Je valt ook meteen door de mand als er dan
vervolgens niks gebeurt. Als er geen genezing plaatsvindt. Voor ons is dus vergeving uitspreken de
makkelijke optie. Maar zo dachten de mensen van toen niet. [8.3]Zij zullen hebben gedacht: genezen is makkelijker. Er
waren in die tijd wel meer genezers actief. Niet alleen Jezus dus. Bovendien hadden ze al gehoord en
gezien dat Jezus mensen genas. Ze stroomden overal vandaan naar Jezus toe, er vast van overtuigd dat
Hij hen kon genezen. Het dilemma waar Jezus de schriftgeleerden voor stelt, betreft dan ook niet het `zeggen'. Woorden
zeggen is niet zo moeilijk. Nee, het gaat in dit dilemma om [8.4]de(vol) macht die Jezus heeft. Hij heeft
macht om te genezen. Maar heeft Hij ook macht om te vergeven? Dat kan en mag immers God alleen. Er komt geen antwoord van de schriftgeleerden. [8.5]Jezus lost het dilemma nu op door te laten zien
dat Hij inderdaad de macht heeft om zonden te vergeven. Hij bewijst die macht door dit
genezingswonder te doen. Wat denkt u/jij: [8.6]zou God het toestaan dat Hij deze verlamde man op dit
moment geneest ­ als Hij hiervoor godslasterlijke woorden gesproken zou hebben? Nee toch?! Maar nogmaals: dat kan toch God alleen? Jezus stelt de toeschouwers voor een raadsel: Hij noemt zich
Mensenzoon. Hij benadrukt zijn mens-zijn dus. Maar toch is er nu maar één conclusie mogelijk: deze
mens is de man die in de profeten uitgetekend staat. Hij is mens en tegelijk God. Hij is de Messias. [8.7]
Hij kan en mag zonden vergeven.
Dat is wat Hij hier doet: zonden vergeven. Hij komt om de zonden te dragen zodat ze vergeven kunnen
worden. [9]Zijn dit makkelijke woorden van Jezus? Ja, de woorden uitspreken is makkelijk voor Hem. Maar met
dat Hij ze uitspreekt, wordt de last van de zonde die Hij moet dragen weer een stukje groter.
[9.1]Daarvoor is Hij op weg naar Jeruzalem [9.2]. Daar stonden we vanmorgen bij stil: `zie, wij gaan op
naar Jeruzalem en daar zal de Mensenzoon worden uitgeleverd, daar zal Hij worden bespot, bespuwd,
gegeseld en uiteindelijk ter doodworden gebracht.' Hij ging voorop ­ eenzaam en alleen. Hij leed ­ Hij
werd door God en mensen verlaten. Het zijn dus geen goedkope woorden, maar heel dure woorden[9.3]. Omdat Jezus de weg van
gehoorzaamheid ging, naar Jeruzalem toe, daarom kunnen, mogen en moeten die woorden die Hij
sprak telkens weer klinken. Iedereen die gelooft, mag het horen ­dus luister goed, het is dus ook voor
u, jou en mij: `kind, je zonden worden je vergeven'. Ik kan en mag u geen vergeving geven. Maar ik mag
het u wel toe-zeggen: `als je gelooft in Jezus, dan worden je zonden je vergeven'. De rest is tussen u en
God. [9.5]Hoor daarom God zelf spreken. Want spreken doet Hij ­ ook vandaag.
In de doop van zonet: `Vike, kind, je zonden worden je vergeven ­ geloof het maar'.
In het Avondmaal: `kind, weet het: ik vergeef, je hoeft het alleen maar te geloven'.