Preek, deel 1 over Mat. 27: 46 "Mijn God, mijn God, waarom hebt u Mij verlaten?"

"Mijn God, mijn God, waarom hebt u Mij verlaten?"
Dat is misschien wel het meest indringende kruiswoord van onze Heiland. Probeer je je het eens voor te stellen: je bent door God verlaten. Echt helemaal, totaal.
Soms kun je je wel eens door God verlaten voelen. Zoals de dichter van Psalm 22. Maar iets zo voelen, is nog niet hetzelfde als dat het ook echt zo is.
Soms voel je je door God verlaten. Maar dan is Hij er toch nog wel.
Waar jij het niet in de gaten hebt, daar draagt Hij je toch.
Ook als je lijdt. Juist als je lijdt. Nee, als de bodem echt onder ons zou wegvallen ­ als God echt zijn handen van ons zou aftrekken ­
hoe dat zou zijn, daar kunnen we ons geen voorstelling van maken. Er is er maar eentje die dat ooit heeft ondergaan. Jezus.
Jezus, Hij weet als enige wat het is om door God verlaten te zijn ­ helemaal.
Hoe het is om in de totale leegte te vallen.
Hoe het is als de demonen vrij spel hebben. Dat is wat er gebeurt in die drie uur duisternis.
Die oneindige schuldenlast van alle mensen bij elkaar, wordt daar als het ware in samengebald.
Het licht gaat erbij uit.
Verlatener kan niet.
En dat is wat Jezus heeft gevoeld.
Zijn lijden is vooral geestelijk geweest. Onpeilbaar diep.
Lichamelijk gezien leed Hij natuurlijk een gruwelijke dood.
Maar die dood was net zo gruwelijk als van de twee misdadigers die naast hem gekruisigd waren.
Nee, het is het geestelijke aspect dat het zo oneindig zwaar maakt.
Het is de vervloeking die nu over Hem komt.
Vervloekt is een ieder die aan een paal hangt ­ staat er in de Bijbel.
En die vloek voelt Jezus nu. Die moet Hij ook voelen.
Dit is de buitenste duisternis, waar Hij het in zijn eigen onderwijs verschillende keren over gehad
heeft.
Dit is de hel.
En het is donker. Een grotere godverlatenheid kan niet.
Het ondenkbare gebeurt: de Vader die zielsveel van zijn Zoon houdt, Hij is er niet meer voor die
Zoon. De Zoon, die aan de boezem van de Vader ligt ­ die intiem met zijn Vader omging. Die Zoon
mist nu elk contact met zijn Vader.
Dat is de hel en geen mens kan die overleven. Alleen Jezus. B+z, dit is een mysterie: dichter kunnen we er niet bij komen.
Maar geloof het maar: Jezus werd door God verlaten. Helemaal. Totaal.
We horen het Hem uitschreeuwen: "Mijn God, mijn God waarom hebt u Mij verlaten?"
Drie lange uren heeft het geduurd, maar dan schreeuwt Jezus het uit. Over mensen hoor je Hem niet. Dat zij Hem hebben verlaten, veracht, bespot, beschimpt, geslagen ­
daar hoor je Jezus niet over. Zwijgend heeft Hij het ondergaan. Van de zeven kruiswoorden is het
eerste zelfs: "Vader, vergeef het hun, wat zij weten niet wat zij doen". Over mensen hoor je Hem niet. Maar je hoort het Hem wel uitschreeuwen tegen zijn Vader: "Mijn
God, mijn God waarom hebt u Mij verlaten?" Want dat is pas echt erg. Als God je ook verlaat. Nogmaals, dichterbij het mysterie kunnen we niet
komen. Niemand van ons kan de diepe afgrond peilen waarin Jezus gegooid werd.
Drie duurt het ­ en dan schreeuwt Hij het uit. De Vader heeft het contact verbroken, maar Hij ­ Jezus, zoekt weer contact. Hij schreeuwt naar de
hemel. En Hij doet dat in zijn moedertaal: "Eli, eli, lema sabachtani". Het geeft zijn diepe emotie
weer. Jezus neemt hier de eerste regel van Psalm 22 op zijn lippen. Als je je psalmboekje goed kent, dan
hoeft iemand maar de eerste regel te noemen en je herinnert je de rest. Doordat Jezus deze regel
citeert, roept Hij de rest van de Psalm op. Jezus maakt dus deze Psalm tot de zijne: ook deze psalm
spreekt ten diepste over Mij. Wat daar staat is niet misselijk:
-
Ik ben een worm, geen mens; door iedereen versmaad, bij het volk veracht.
-
Wend je tot de Heer! Laat Hij je verlossen ... Hij houdt toch van je? [ook in vervulling gegaan!]
-
Als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen; mijn kracht is droog als een
potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte, u legt mij neer in het stof van de dood
-
zij werpen het lot om mijn mantel [ook in vervulling gegaan!]

Maar er is meer in deze Psalm. De psalm kent een wending. Er is het vaste vertrouwen dat de Here
zal antwoorden. En dat Hij het lot van de dichter ten goede zal keren. En hoor: er klinkt `eli, eli' ­ `mijn God, mijn God'.
Een God die jou voor altijd verlaat, kun je niet `mijn god' noemen.
Want Hij is het niet meer. Maar Jezus zegt dus: `mijn God'.
Hij mag Jezus dan verlaten hebben: dat zal niet voor altijd zijn. Er komt antwoord. Sterker nog: dat antwoord is nu heel dichtbij. Let maar eens op het moment dat Jezus deze regel
uitschreeuwt. Dat is niet aan het begin van de duisternis. Nee, het is aan het eind. Het is vlak voor het
moment dat Jezus zal uitroepen: `Het is volbracht'. Vlak voor dat moment schreeuwt Hij het uit `Mijn
God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?' Het is een `waarom vraag'. Een vraag vanuit het allerdiepste lijden dat er maar kan zijn: de
godverlatenheid. Maar het moment van de vraag, maakt duidelijk: het is om alles te volbrengen. Of,
zoals het HA formulier het zegt: `Hij werd door God verlaten, opdat wij nooit meer door Hem verlaten
zouden worden
'. Wat Hij meemaakte ­ dat hoef jij niet meer mee te maken.
God ­ Hij verlaat je nooit.
Jij kunt Hem wel verlaten. Maar omgekeerd: Hij er altijd voor je. Waarom? Omdat Hij drie uur duisternis liet komen en in die duisternis zijn enige Zoon verliet.
Onpeilbaar voor ons hoe dat geweest is. In die zin dus een mysterie.
Het mysterie is: in die uren lag al Gods woede over uw/jouw/mijn zonden samengebald. En die
woede trof Hem.
Daarom verliet Hij Hem, om u/j/m nooit meer te verlaten.