Preek n.a.v. Romeinen 8,23 (en Genesis 3)

Wat was het mooi! Wat was het prachtig en wat was het goed! Wat viel er veel te genieten. En wat hadden
ze het goed met elkaar. Geen onvertogen woord viel er. Verdriet en moeite kenden ze niet. Hun geloof
kende alleen maar toppen. Sowieso kende hun leven alleen maar pieken. Geen dalen. Het leven was één
groot feest. U hoort het al: ik praat in de verleden tijd: `wat was het mooi' etc. En wat ik vertelde: het is ook te mooi om
waar te zijn. Wiens leven ziet er nou zo uit? Uw leven? Mijn leven in ieder geval niet. En dat van u/jou denk
ik ook niet. [Kennismakingsronde: veel gehoord/gezien.] Over wie had ik het zonet eigenlijk? Wie leefden er zo zorgeloos en blij?
Ik had het over Adam en Eva, toen ze nog in het paradijs woonden. Toen ze nog in een ongeschonden
wereld leefden. De wereld van vóór de zondeval ­ van voor die vloek uit Gen 3. Maar dat is verleden tijd. Er
zijn donkere wolken gekomen. Het paradijs is er niet meer. Het is hier op aarde geen paradijs. We hebben
niet de hemel op aarde. Verre van dat. Het leven kent schaduwkanten. En behoorlijke ook. We hebben gelezen hoe dat kwam. En we hebben ook Gods vervloeking gehoord. Na de zondeval spreekt
God duidelijke taal: voortaan zul je in het leven moeite en strijd ondervinden. Het leven zal niet makkelijk
zijn, er zullen letterlijk en figuurlijk doornen en distels op je weg komen. Maar: God was toch een bijzondere relatie met de mens aangegaan. Dat hebben we toch twee weken
geleden vanuit Genesis 1 gezien? Hij heeft bijzondere aandacht voor de mens en geeft hem een speciale
plek. Hoe gaat het nu verder tussen God en mens? Laat God de mensen nu vallen? Spreekt Hij een
vervloeking uit en keert Hij ons daarna de rug toe? Waar is God eigenlijk gebleven in dit leven, in ons leven van alledag, dat soms of vaak zo ellendig is. Waarin
we zoveel moeite ondervinden? Dat leven van ons waarin dus waarin er letterlijk en figuurlijk doornen en
distels op onze weg komen. Ik ga in deze preek niet proberen het kwaad te verklaren. Of de vraag te beantwoorden waarom God de
zondeval toeliet en waarom Hij niet meteen ingreep. Er zijn dikke boeken over volgeschreven maar die
boeken hebben één ding gemeen: ze geven geen echt antwoord op dat soort vragen. Dat is lastig genoeg,
maar vandaag wil ik me concentreren op wat God ons wil zeggen te midden van de situatie waarin we leven
­ die van dorens en distels. [over paar weken HC 9 en 10, dan misschien verder erop in] En zo kom ik bij die paar verzen uit Romeinen 8. Iemand zei eens heel treffend: die verzen zijn Paulus'
commentaar bij Genesis 3. Inhoudelijk is er een duidelijke verbinding, maar er is nog een verbindende
schakel en dat is het woordje `zuchten'. Dat komt nl. ook in Genesis 3 voor. O ja, waar dan? In Paulus' tijd
gebruikte men de Griekse vertaling van het OT [Grieks = Engels van die tijd]. En daar staat in Gen. 3,16 het
woord: `zuchten': God zal het zuchten van de pijn bij een bevalling zeer verzwaren. Dus het zou goed
kunnen dat de beeldspraak van het zuchten daar vandaan komt. Temeer omdat het hele gedeelte van
Paulus gegoten is in de taal van bevallen en geboren worden.
Kort gezegd: de hele schepping is bezig geboren te worden. Het wachten is op de bevalling. In bijbels-
theologische taal: op de bevrijding, de verlossing. En het zal geen gemakkelijke bevalling zijn. Tot aan de geboorte is het: steunen en kreunen. `Zuchten' dus
Want dat woord komt in Paulus' commentaar bij Gen. 3 telkens weer terug. Kennelijk typeert het op een
bepaalde manier ons bestaan. Ik zeg niet: allesoverheersend ­ maar het is er wel. En het neemt soms een
grote plaats in. De Bijbel windt er geen doekjes om. Zuchten is één van de kenmerken van ons bestaan dat
zich afspeelt in periode tussen de val van de schepping en de her-schepping. [dia 2, laten staan tot Mauro] 1. Zuchten om dit bestaan
De Bijbel windt er geen doekjes om. Wat God tegen de slang en tegen Adam en Eva zegt in Genesis 3 is niet
mals. De mens moet zwoegen en zweten. Kinderen krijgen gaat met pijn. Woorden van vervloeking klinken.
De mens zal zweten tot zijn dood: de dood treed het paradijselijke bestaan binnen. Net als kennis van goed
en kwaad. Ook het kwaad in al zijn variaties doet zijn intrede. De mens moet uit het paradijs en de deur
ervan gaat definitief op slot. Paulus' commentaar hierbij is (Rom. 8,20): de schepping is ten prooi aan zinloosheid. Zinloosheid: precies
hetzelfde woordje als waarmee Prediker ons menselijke bestaan typeert. Want Prediker ziet dat dit bestaan
bestaat uit: geboren worden, als het meezit een enigszins acceptabel leven, en dan weer sterven. Opgaan,
blinken en verzinken. Wat een trieste bedoeling, lijkt Prediker te willen zeggen. Straks zeg ik er samen met
Paulus nog meer van. Maar voor nu: Genesis, Prediker en Paulus, ze zijn het hierover eens: er ligt een doem
over dit bestaan. Naast alle moois en goeds, klopt er iets niet. Er is iets fundamenteel mis. In allerlei
opzichten. Er zijn enorme schaduwkanten. Misschien zit je hier en denk je nu bij jezelf: doe niet zo zwartgallig! Zo erg is het toch niet?! Ik kan me dat
voorstellen, zeker als je nog jong bent. Dan kun je nog zo heerlijk optimistisch in het leven staan. De
toekomst ligt voor je open. Prima ­ de Bijbel verbiedt dat nergens, integendeel. Tegelijk zul je bij het ouder
worden merken [of misschien heb je het al gemerkt] dat er in het leven moeilijke dingen zijn. Dingen waar
je niet goed mee kunt omgaan. Dingen waar je je naar over voelt enzovoort. Bij mij is het in ieder geval zo
gegaan: de beleving van hoe de dingen in het leven en in de wereld waarin we leven, is in de loop van de
jaren gekanteld. Van alleen maar mooi en leuk naar een combinatie van mooi en leuk en deels een zuchten,
een ploeteren. Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat het menigeen zo in zijn leven vergaat of nog zal
vergaan. Vroeg of laat proef je iets, ondervindt je iets van die doem, die vloek, die zinloosheid. In meerdere
of mindere mate. Je merkt het: er is iets fundamenteel mis. Er zit ernstig zand in de machine.
Ik noem een paar dingen: [nu dia met Mauro]
-
[Mauro; laten staan tot ik naar `natuurrampen' ga; dan dia 4]
-
natuurrampen: aardbevingen, overstromingen, tornado's: de hele schepping kraakt in zijn voegen
[lett bij aardbeving] zegt Paulus. Alles steunt en kreunt.
-
En wat een gekerm stijgt er niet op van de aarde. Uit de hoorn van Afrika bijvoorbeeld, waar
hongersnood is. *Van de week met dankdag: collecte `druppels voor Kenia'. NB: druppels+
-
En zo kan ik nog veel meer gekerm opnoemen dat van de aarde omhoog stijgt naar de hemel.
Dit waren dingen die nog min of meer buiten ons omgingen. Maar we kennen het zuchten ook uit ons eigen
leven:
-
Je huwelijk loopt stroef of zelf stuk. Ondanks pogingen daartoe bereik je elkaar niet. Integendeel.
-
Je had graag kinderen willen krijgen, maar kreeg ze niet.
-
Je bent in een depressie geschoten.
-
Opeens blijk je ernstig ziek te zijn.
-
Een kind van je is jong gestorven. Je vader of moeder overlijdt.
-
Je hebt een beperking, waardoor je op school niet goed kan meekomen. En anderen vinden het
maar raar.
-
Je wordt gepest op school of in de straat.
En zo kan ik doorgaan. [nu dia 5.laten staan totdat ik klaar ben met iets zeggen over mantelzorg]
-
*vandaag gebed voor mantelzorgers+: vraag hun `s wat ze allemaal tegenkomen. Wat een gezucht!
[nu dus dia 6] Wat ik opsomde: het komt allemaal voor onder ons, zoals we hier zitten. Ik zeg niet dat dit het enige is. En ook niet dat er geen mooie dingen in het leven zijn. Zeker wel. Maar we
herkennen ook wat Paulus schrijft over zinloosheid, over gebrokenheid, over zuchten. Dat zuchten is één
van de kenmerken van ons bestaan. Dat is wat de Bijbel je vertelt: zuchten hoort bij dit bestaan. Het leven is niet maakbaar. Dat willen we wel
graag. We willen graag alles onder controle hebben. Maar: dit is niet iets waar je aan kunt ontsnappen. Die
doem is er ten diepste omdat God die over de schepping heeft gelegd. Dat bedoelt Paulus naar mijn
mening als hij zegt (in vs. 20) dat de schepping die doem niet zelf wilde, maar `door hem die haar daaraan
heeft onderworpen'. Ik moet erbij zeggen: de verschillende Bijbeluitleggers zijn het er niet helemaal over
eens. En dat is wel te begrijpen ook. Want staat hier nou simpelweg dat God alles aan de vloek, zinloosheid
heeft onderworpen? Dat lijkt me een te snelle conclusie: want het kwaad zit gecompliceerd in elkaar. Maar
alles bij elkaar moeten we toch zeggen: als God het niet op zijn minst had toegelaten, dan was het niet zo
geweest. Daarom zei ik: die `hij' waar Paulus het over heeft, dat moet uiteindelijk wel God zelf zijn. Dat ligt
ook helemaal in het verlengde van Genesis 3. God spreekt daar de vloek uit, ook al is die het rechtstreekse
gevolg van wat de slang en de mens gedaan hebben. Hoe het ook zij: het gegeven van de zinloosheid ­ of hoe je het ook noemen wilt ­ ligt er. Dat is de
duidelijke boodschap van Genesis 3 en Romeinen 8. Er is sprake van zuchten en steunen. Alles en iedereen
deelt daarin. 2. Ook de gelovigen zuchten [dia 7]
We zoomen nu nog wat nader in: de hele schepping zucht. En dus wij, gelovigen, net zo goed. Dat is wat
Paulus in vs. 23 apart er nog bij zegt. Hij heeft het daar over `ons', mensen die `als voorschot de Geest
hebben ontvangen'. Letterlijk staat er iets als `de eersteling van de oogst'. Wat dat betreft is `voorschot'
een goede vondst. We hebben als gelovigen de Geest ontvangen, maar er komt nog meer, het is nog maar
de eerste oogst van de Geest.
Dat laat ik nu even liggen. Waar ik nadrukkelijk op wil wijzen is dit: Paulus zegt: ook wij, gelovigen, wij
zuchten. Maw: ook als je gelooft, ben je niet immuun voor die vloek. Integendeel: ook al zijn we in
afwachting van iets dat gaat komen, wij zuchten in onszelf, zegt Paulus. Dit zou je misschien niet verwachten. Want Paulus begon dit gedeelte met de stellige overtuiging dat het
lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot het prachtigs dat ons te wachten staat. Dus je zou
misschien verwachten dat Paulus dat vervolgens verzilvert door te zeggen: "kom op mensen, stop maar
met zuchten en steunen, nergens voor nodig. Je weet toch dat alles nieuw zal worden?! Het lijden aan dit
bestaan duurt maar eventjes. Kom op! Tanden op elkaar!" In die trant kunnen we elkaar wel eens proberen te troosten. Verdriet enzovoort, het mag even ruimte
hebben, maar dan moet het over zijn. Dan zeggen we tegen die ander: "kom op, we hebben toch een
prachtig uitzicht?!" Maar dat is niet wat Paulus zegt. Nee, nadrukkelijk zegt hij, dat ook wij ­ gelovigen ­ zuchten in onszelf. Hij
streept het huidige lijden dus niet weg! Alsof het niet nodig is om dat lijden te voelen. Alsof je door geloof
immuun bent voor de pijn die het leven kan doen. Alsof dat alleen ongelovigen treft. Niets van dat alles
dus. En daar geeft Paulus alle ruimte voor.
Met enige nadruk zou ik dit willen zeggen ­ juist voor u of jou die de moeite van dit bestaan, in welke
opzicht dan ook, aan den lijve ondervindt. Je krijgt Paulus ­ en trouwens de hele Bijbel ­ aan je zijde. De
boodschap vanuit onder andere Romeinen 8 is dus: "ja, inderdaad, wat kan het leven zwaar zijn!" En dus: hoef je echt niet te doen alsof dat `eigenlijk' niet zo is. En als je bijvoorbeeld depressief bent, dan
hoef je je echt niet schuldig te voelen. Dan hoef je echt niet tegen jezelf te zeggen: "ja, maar ik mag toch
niet somber en depressief zijn? Er komt toch verlossing aan?" Speelt dat niet tegen elkaar uit! Natuurlijk mag je de depressie wel te lijf. Absoluut. Natuurlijk mogen we de strijd aangaan met de doornen
en distels in ons leven en in de wereld in het algemeen. Maar nergens zegt de Bijbel ons dat we niet
verdrietig, depressief of wat ook mogen zijn, omdat er immers hoop is. Nee, dit is het beeld dat de Bijbel
ons tekent: te midden van de puinhopen van dit bestaan ­ en die je ook als puinhopen kunt ervaren ­ te
midden daarvan is er hoop. Je moet misschien dieper dan diep zuchten om van alles en nog wat, maar te
midden daarvan
­ en zo moeten we het dus zien ­ is er hoop. En dan nog wat. In vs. 26 lezen we namelijk nog iets over de Geest ­ die we al als voorschot hadden
ontvangen. De Geest komt onze zwakheid te hulp en pleit voor ons ­ en nu komt het ­ met woordloze
zuchten. Een beetje vrij vertaald misschien, maar de Geest zucht met ons mee. Hij neemt het zuchten van je
over. Hij brengt het samen met jouw gebed, jouw zuchten voor de troon. Erkenning dus van jouw zuchten. Ik heb daar expres wat langer bij stil gestaan, juist om de kramp er vanaf
te halen dat je als christen `eigenlijk' niet aan dit bestaan zou mogen lijden. Ik hoop dat dat punt nu
duidelijk is en dat we nu nog naar ander aspect van ons zuchten kunnen kijken. Paulus gaat dus niet kort door de bocht en zegt niet: `ach mensen, dat lijden van nu, doe daar toch niet zo
ingewikkeld over, laat het langs je afglijden, want er komt me daar straks toch iets moois ...'. Maar toch zegt hij meer dan dat. Want dat zuchten van ons mag namelijk een zucht van verlangen zijn. 3. Zuchten van verlangen [dia 8]
Het stukje uit Romeinen 8 laat zien dat de schepping lijdt, zucht. Zeker, maar: het gaat wel om een
geboorteproces. Op dit moment zit de schepping nog in het geboortekanaal. Voor baby's schijnt dat een
traumatische ervaring te zijn ­ gelukkig dat ons geheugen het niet opslaat. Nu, zoiets tekent Paulus ook. De
wereld gaat al zuchtend en steunend toe naar de uiteindelijke bevalling. De wereld kijkt er bewust of
onbewust reikhalzend naar uit. Waar kijken we dan precies naar uit? Precies: naar het moment dat die doem die over de schepping ligt er
door God zelf afgehaald wordt. Dat is het moment van de bevalling van de schepping. Ook in dit geval is de
bevalling letterlijk een verlossing ­ voor moeder en kind. En hier dus: een verlossing voor de hele
schepping, inclusief de mensheid. Alles en iedereen kijkt er bewust of onbewust al zuchtend naar uit: naar
het moment dat de bevalling daar is. En omdat dat moment er komt, wil ik het ook niet laten bij de typering van dit leven als een zuchten om dit
bestaan. Dat is het in zekere zin wel, maar dat zuchten mag voor ons gelovigen iets hebben van een
zuchten van verlangen. Verlangen naar de paradijselijke situatie, waarin alles weer `zeer goed' is. En nu we vanuit Genesis 3 en
Romeinen 8 weten hoe diep de gebrokenheid gaat, zien we het belang van het scheppingsverhaal hopelijk
nog scherper: God - die alles zo perfect geschapen had, die de mens zo'n mooie en verantwoordelijke rol
had gegeven ­ zou Hij het er nu bij laten zitten? Zou Hij nu een vloek uitspreken en dat is het dan? Nee toch
zeker! In Genesis 3 kun je het eigenlijk al lezen: nee, Hij laat het er zeker niet bij zitten. In vers 15 staat wat wel de
moederbelofte genoemd wordt. Het kwaad bijt ons mensen in de hiel: en dat doet zeer. Ontzettend zeer.
Maar uiteindelijk zal de kop van de slang, dat is het kwaad, de duivel, vermorzeld worden. Hoe dat allemaal
precies zal gaan: dat kun je hieruit niet afleiden. Vandaar de aanduiding: moederbelofte. Soms ook wel:
kiembelofte genoemd. Paulus' commentaar in Romeinen 8 vertelt er al iets meer over. Hij zegt namelijk dat de slavernij aan de
vergankelijkheid zal verdwijnen. Misschien wat lastig geformuleerd, maar Paulus bedoelt: God zal de
schepping ontdoen van alles wat niet mooi is, wat verdrietig, van alles wat er oorspronkelijk niet in thuis
hoort, de dood incluis. Op dat laatst doelt Paulus met name, maar zeker niet alleen: het is de hele doem die
er vanaf gaat. Die enorme schaduwkant gaat weg. En zo zien we: God is trouw aan zijn schepping en aan de
mens. Uiteindelijk kan Hij de ellende niet aanzien. En daarom laat Hij ons weten: "Ik weet het ­ je moet
zuchten ­ Ik vind het ook erg. Maar weet je: Ik werk eraan en op een dag zal alles nieuw zijn". En daarom mag er dus ook zuchten van verlangen zijn. Mooie uitdrukking eigenlijk: want het laat zien: het
gaat niet alleen maar om uitbundige vreugde die ons leven als gelovigen typeert. Nee, het kan ook de vorm
aannemen van een zucht van verlangen. Verlangen dat we van dit bestaan worden verlost. Gezien het
verband bedoelt Paulus hier niet het sterven ­ dat is immers ook een verlossing uit dit bestaan ­ maar
bedoelt hij hier de jongste dag, als Jezus terugkomt [dia 9 tot einde preek, even laten staan tot organist
begint(?)]. Dan zal duidelijk worden: we zijn kinderen van God. Ik proef hier ook iets in van: dan zal er een
soort herstel zijn van de oorspronkelijke situatie. Zoals Adam en Eva voor de zondeval met God omgingen,
intiem, dichtbij. Volmaakt. Ja, wie zou eigenlijk niet af en toe zo'n zucht van verlangen slaken, verlangen
naar zo'n wereld?! Toen ik laatst bij een van onze oudste gemeenteleden was, hadden we het over ons leven nu, hoe zwaar
dat soms was en de toekomst die ons staat te wachten. Op een gegeven moment zei ze: `dominee, dan
zullen we weer lachen'. Ontroerend. Ja, als de jongste dag komt, dan krijg je het te horen: "Jij, kom maar, je
zuchten is voorbij." En God pakt dan ahw zijn zakdoek en wist de tranen af die je nog had.
Amen.